Weerstanden tegen palliatieve zorg en euthanasie

Weerstand tegen palliatieve zorg

Het inschakelen van palliatieve zorg roept nog erg veel weerstand op. Zo begeleiden de palliatieve thuiszorgequipes hun patiënten amper twee weken voor ze overlijden. Twee weken! Eerder worden ze niet gevraagd. En dan behoort België tot de wereldtop van de palliatieve zorg. Een veel gehoorde reden is dat ‘palliatief’ voor velen, inclusief artsen en andere zorgverleners, gelijk is aan ‘terminaal’ en dus aan ‘doodgaan’. Aangezien niemand dit wil, wordt de palliatieve zorg te laat of zelfs nooit ingeroepen. Met schrijnende toestanden en vermijdbare ellende als gevolg. Terwijl palliatieve zorg juist gericht is op leven, op het verbeteren van de levenskwaliteit. Weliswaar bij mensen die ongeneeslijk zijn, wat echter zeker niet belet dat ze nog jaren kunnen leven. Palliatief staat immers tegenover curatief of geneesbaar. Anders gezegd: alles wat niet (meer) curatief is, is palliatief. Iemand met diabetes of artrose is dus een palliatieve patiënt. Maar dankzij insuline of pijnstillers en kinesitherapie kunnen ze vaak even lang en kwaliteitsvol leven als zogenaamd ‘gezonde’ mensen. Want wat betekent ‘gezond’? Volgens de definitie uit 1948 van de Wereldgezondheidsorganisatie betekent gezondheid de afwezigheid van ziekte. Vandaag is dan bijna niemand gezond, aangezien velen (dankzij de hoge levensverwachting) aan één of meerdere chronische – ongeneeslijke – aandoeningen lijden en dus palliatief zijn, vermits dit de antipode is van geneeslijk.                                                                       Het is waarschijnlijk realistischer om het ‘positief gezondheidsconcept’ – zoals gelanceerd door de arts Machtelt Huber – te hanteren. Zij gaat ervan uit dat gezondheid niet zozeer de afwezigheid van ziekte is, maar wel de manier waarop iemand ‘op een gezonde manier’ met zijn chronische, palliatieve aandoeningen of beperkingen omgaat en zo een goede levenskwaliteit behoudt. Tijdige inzet van palliatieve zorg, met aandacht voor pijn- en symptoomcontrole, psychosociale begeleiding en zeker niet te vergeten het existentieel lijden, leidt dan onvermijdelijk tot een beter (resterend) leven.

We moeten af van de reflex om iedereen per sé te willen ‘genezen’. Laat mensen trouwens zelf beslissen in hoeverre levensverlenging al dan niet primeert op levenskwaliteit. Uit studies blijkt trouwens dat de meeste mensen met een chronische, ernstige levensbedreigende aandoening levenskwaliteit boven levenskwantiteit verkiezen.

Of zoals de Belgische filosoof Leo Apostel het mooi heeft verwoord: wat is een typisch (kwaliteitsvol) menselijk leven? Een typisch menselijk leven is wat ons onderscheid van plantaardig of dierlijk leven: kunnen kiezen, beslissen, handelen en over een sociale en individuele identiteit beschikken.

Weerstand tegen euthanasie

Waarom roept euthanasie ook nog zoveel weerstand op? ‘Euthanatos’ betekent in het oude Grieks ‘goede, milde dood’, maar in de loop van de geschiedenis kreeg deze term veelvuldig een andere betekenis. Het meest verschrikkelijke misbruik van dit begrip gebeurde in nazi-Duitsland waar de nazi’s spraken van het ‘euthanasieprogramm’ – Aktion T4 – waarbij ze iedereen die volgens hen minderwaardig was, systematisch begonnen te vermoorden, zoals mentaal gehandicapten en psychiatrische patiënten. Later ontspoorde het volledig naar het uitroeien van homo’s, zigeuners, joden… Tegenstanders van de mogelijkheid tot euthanasie beroepen zich op deze gruwelpraktijken. Bovendien baseren veel christelijk geïnspireerde tenoren zich op de vermaarde zinsnede uit de Bijbel in het Hebreeuws ‘lo tirtsah’, die echter ongelukkig vertaald werd in ‘gij zult niet doden’, maar waarvan de betekenis juister verwoord wordt door ‘gij zult niet vermoorden’ (Exodus 20,13 uit de 10 geboden). Het Belgisch Raadgevend Comité voor Bio-ethiek nam in 1997 het initiatief om het begrip ‘euthanasie’ strikt te definiëren en daarmee schoonschip te maken met andere invullingen. Sindsdien verstaat men in België – en ook in de andere landen met een wettelijke regeling – onder euthanasie ‘de opzettelijke levensbeëindiging (door een arts) van een patiënt die daar zélf uitdrukkelijk om gevraagd heeft en aan een aantal voorwaarden voldoet’. Desondanks wordt de term ‘euthanasie’ nog dikwijls verkeerd gebruikt. In de kranten en de media kan men geregeld lezen dat er euthanasie werd gepleegd op de zieke giraf in de zoo van Antwerpen of op een aangespoelde potvis aan de kust. Erger nog: men hoort soms mensen zeggen dat ze hun hond gaan euthanaseren. Een hond kan daar niet om vragen. Het enige wat men op een hond kan doen, is hem een spuitje geven, hem doen inslapen of technischer uitgedrukt ‘er een levensbeëindiging zonder verzoek op uitvoeren’. Het incorrect gebruik van de wettelijk zeer strikte definitie van euthanasie maakt het maatschappelijk debat, dat reeds verre van gemakkelijk is, nog meer tot een Babylonische spraakverwarring.

Euthanasie kan dus enkel op vraag (van de patiënt)

De euthanasiewet is in de letterlijke zin van het woord een zeer liberale wet. Niemand wordt verplicht euthanasie te vragen en geen enkele arts kan gedwongen worden tot uitvoering. Met andere woorden: niemand moet van deze wet gebruik maken. Men kan zich dus afvragen waarom hierover –  zeker ook in de landen zonder euthanasiewet – nog zo emotioneel en zelfs agressief wordt gedebatteerd. Heeft het te maken met een hopelijk goed bedoeld paternalisme, maar zonder respect voor de autonomie en zelfbeschikking van mensen?