Burn-outcultuur

Toen ik in 2018 een professioneel hoogtepunt had bereikt met de benoeming tot hoogleraar, was mijn gezondheid slechter dan ooit. Stressklachten en onrust waren in de loop der jaren mijn normale staat van zijn geworden. Op het einde tuurde ik met ontstoken ogen nog slechts louter voor de vorm naar mijn computerscherm. Een arts schreef me ‘arbeidsongeschiktheid’ toe. Het klonk me in de oren als een grove belediging. “To be stuck in motion”, zegt het hoofdpersonage uit de roman There is no such thing as an easy job van de Japanse schrijfster Kikuko Tsumura, “is a really tiresome combination.”

Burn-out: het is een diagnose met de allure van een Griekse tragedie – de dramatische ten ondergang van de protagonist. Maar er is in realiteit weinig groots en meeslepends aan. In de optiek van de burn-out is eerder alle poëzie uit het leven verdwenen. Het lijf produceert te veel stresshormoon cortisol, zo werd me uitgelegd, de werking van de prefrontale cortex is verstoord. Het herstel duurde anderhalf jaar en voltrok zich nagenoeg volledig in stilte. Ik was te moe om te spreken en als ik toch zou spreken, zou ik mij toch niet kunnen concentreren op het antwoord.

Ik voelde me alsof ik zojuist van een zwaar auto-ongeluk was weggewandeld. Alleen had ik geen zwaar auto-ongeluk meegemaakt. Mijn lijf schreeuwde, mijn gedachten waren wilde paarden. Ik sliep en bleef moe. Een boterham kauwen werd een karwei. Het lukte niet meer om mijn kinderen naar school te brengen. Ik lag op de sofa en het was alsof ik door een wild dier werd achternagezeten.

Ik had sterk de indruk dat aan project ‘ik’ een einde was gekomen. Ik had me de voorbije tien jaar met veel moeite staande weten te houden in een academische wereld waarin de maatstaf van ‘excellentie’ en de aanhoudende werkonzekerheid moeilijk te combineren bleek met de zorg voor twee kleuters en de volharding in het geloof dat kunst, literatuur en de verbeelding de gangbare sociale ongelijkheid ongedaan konden helpen maken. Ik had me in die tien jaar tot op de tand gewapend met logica en organisatie, met timemanagement en multitasken. Maar nu de prefrontale cortex in staking was gegaan, waren deze vertrouwde instrumenten niet langer bruikbaar. Wie of wat bleef er nu nog van mij over?

“Provocatively perhaps, I would like to pick out some components of the exhausted condition, which transcend the negative and are capable of producing generative states. These aspects have less to do with what the professionals call ‘reduced performance’ than with a sense of evacuation of selfhood, a low-energy opening out beyond the frame of ego-indexed identity. Such an opening can be quite liberating and afford the possibility of actualizing yet unrealized potentials. …”

Het breekpunt dat tot herijking noopt: ook de Italiaanse filosofe Rosi Braidotti schreef erover in haar boek Posthuman knowledge (2019). In dit boek stelt Braidotti zich de vraag wat het betekent vandaag om mens te zijn in dit tijdperk van grote technologische ontwikkeling en klimaatramp. Ze stelt voor om ‘onze uitgeputte toestand’ als aanknopingspunt te nemen voor het ontsluiten van ongebreidelde mogelijkheden, nieuwe zienswijzen en de verbeelding van een nieuw, duurzamer, samenlevingsmodel.

Vandaag geven steeds meer mensen uitdrukking aan ‘de uitgeputte toestand’ waarover Braidotti spreekt. De term ‘burn-outpandemie’ is natuurlijk niet uit de lucht gegrepen. We zijn collectief moe, verlangen samen naar de pauzeknop, snakken naar rust en ruimte. Er is dan ook weinig persoonlijks, zo besefte ik, aan mijn eigen burn-outervaring.

Burn-out is inderdaad vandaag overal. Het is een heet hangijzer in het publieke debat en er is een groeiende industrie rond ontstaan. De bedrijfswereld maakt zich zorgen om nieuwe fenomenen zoals ‘quiet quitting’ en ‘lying flat’ en ook op TikTok is onder de populaire hashtag “The soft life” de trend naar vertraging en verstilling duidelijk zichtbaar.

Ook in de kunst, media en literatuur is burn-out een opvallend thema en er wordt in verschillende genres, stijlen en kunstvormen over geschreven. Van ervaringsverhalen en zelfhulpboeken, tot burn-out romans, burn art, graphic novels, cabaret en Televisieshows.

Hoe wordt burn-out mee bepaald door de verhalen die wij aan elkaar over burn-out vertellen? Hoe kan kennis over deze verhalen belangrijk zijn om tot een beter inzicht in burn-out te komen? En vooral: als burn-out geen kwestie is van psychologisch kwetsbare individuen, maar eerder een ‘uitgeputte toestand’ die wij allen delen, kunnen de verhalen die we erover aan elkaar vertellen dan ook een motor zijn voor sociale verandering? Een voorbeeld van dit laatste idee is het recent verschenen boek Rest is Resistance van de Afro-Amerikaanse kunstenares Tricia Hersey, waarin rust, dagdromen en dutjes worden beschouwd als basis voor ons welzijn en rechtvaardigheid, als verzetsmiddel tegen de norm van productiviteit en racisme die ons door het kapitalisme wordt opgelegd. Het werk van schrijvers en kunstenaars zoals Hersey staat centraal in mijn nieuwe onderzoeksproject over burn-outcultuur. Want na anderhalf jaar arbeidsongeschiktheid, ging ik stilaan terug aan het werk. Maar dan voortaan wel als fervent voorstander van de trage wetenschap.