Globaal denken

Tegenwoordig heeft ‘globaal’ twee betekenissen, die weliswaar enige verwantschap vertonen, maar die toch ook heel verschillende connotaties hebben. Van oudsher betekent globaal ‘algemeen, niet gepreciseerd’, maar onder invloed van het Engels betekent het inmiddels ook ‘wereldwijd’. Er is verwantschap, want als je het over iets hebt dat wereldwijd relevant is, dan kan het niet anders dan dat je daar in algemene, schematische termen over praat, dat het je om de grote lijnen gaat en dat je je niet verliest in specifieke details. Maar er is ook verschil, omdat wereldwijde kwesties ieders aandacht waard zijn en dan lijkt het ongepast om over zo’n kwestie alleen maar grofweg en min of meer bij benadering te spreken.

Het schurende verschil tussen beide connotaties kan helpen om duidelijk te maken hoe ik van mening ben veranderd over de internationalisering van de filosofie in Nederland. Vroeg in mijn loopbaan heb ik mij enorm verbaasd over het nadrukkelijk lokale karakter van de filosofie in Nederland. Ik studeerde en promoveerde in Utrecht, in een context waarin het toentertijd voor vanzelfsprekend werd gehouden dat er in de Nederlandse filosofie drie van elkaar onafhankelijke taaltradities naast elkaar bestonden. Filosoferen kon je in Nederland op zijn Duits, Frans of Engels. Ik vond dat bespottelijk. Filosoferen doen we immers over de menselijke conditie en dat is een intrinsiek globale kwestie, in de betekenis van wereldwijd. Als Duits georiënteerde filosofen iets van belang te melden hebben over de grote filosofische problemen, dan is het volkomen ongepast als Frans of Engels georiënteerde filosofen die ‘Duitse’ inzichten gewoon negeren. En dat geldt andersom natuurlijk ook.

Het leek mij volstrekt evident dat filosofie globaal moet zijn, dat inzichten kritisch bevraagd moeten worden vanuit elk denkbaar perspectief en het leek mij daarom essentieel dat de filosofen in Nederland in een lingua franca zouden gaan schrijven, in een globale taal zodat ze met de hele wereldbevolking in discussie zouden kunnen gaan.

Mede daarom heb ik in 1997 met een paar collega’s een internationaal tijdschrift opgericht: Philosophical Explorations. Het tijdschrift is een behoorlijk globaal succes geworden, in beide betekenissen van het woord. Artikelen worden in het Engels gepubliceerd – de taal die inderdaad de lingua franca is geworden van de huidige wetenschappelijke gemeenschap – en uitgegeven door één van de grote wereldwijd opererende wetenschappelijke uitgevers. Daarmee is het tijdschrift echter ook meer en meer een spreekbuis geworden voor een specifiek soort filosofie, een globale filosofie, die in academisch opzicht buitengewoon zorgvuldig en verantwoord millimeterwerk verricht, maar die daardoor ook globaal is geworden in die andere betekenis: algemeen, ruwweg, schematisch. Deze globale filosofie is een hyperabstracte professie geworden, die in een weliswaar globale, maar toch kleine en beperkte niche beoefend wordt.

In 1997 leek globalisering nog een goede manier om de kwaliteit van de filosofische discussie in Nederland te verhogen. Maar inmiddels geloof ik dit niet meer. Ik voel me vervreemd van deze globale, hyperabstracte filosofie. Ik mis de lokale, concrete inbedding, de praktische, gesitueerde relevantie, de alledaagse, contingente aanleiding in het actuele en nabije hier en nu. Globale filosofie is abstract, maar filosoferen is dat niet. Filosoferen is de conceptuele en argumentatieve vaardigheid om mentaal flexibel heen en weer te bewegen tussen het concrete en het abstracte, tussen voorbeeld en patroon. Globale filosofie is voor filosofen, maar filosoferen is voor iedereen. Filosoferen is voor alle mensen die beseffen dat er in hun alledaagse taalgebruik allerlei vooronderstellingen stilzwijgend voor vanzelfsprekend worden gehouden, zonder dat daar goede redenen voor lijken te bestaan. Al die mensen doen er goed aan om de filosoof in hen te wekken, om concreet in hun eigen praktijk, in hun eigen omgeving en in hun eigen taal – of dat nu Engels, Frans of Duits, Limburgs, Brabants of Achterhoeks is – het gesprek aan te gaan, om in hun eigen woorden kritisch te reflecteren op impliciet gehanteerde begrippen, aannames, waarden en argumenten.

Denken is niet globaal – althans dat zou het niet moeten zijn. Denken vertrekt vanuit de alledaagse ervaring en bedient zich van de alledaagse taal. Daarbij heeft het een alledaagse pretentie: concreet gedeeld onbegrip verkennen, op zoek naar woorden die inzicht bieden. Hier en nu, voor jou en mij, voor ons.

Ik laat me niet meer verleiden: ik zie geen waarde meer in een globale filosofie, een filosofie die naar antwoorden streeft voor iedereen, voor overal, voor altijd. Ik hou het liever dicht bij huis.