Het economische meetfouteninstituut

Komend jaar ga ik met emeritaat. Op de drempel van het pensioen los ik met mijn laatste boek een belofte in die ik mezelf veertig jaar geleden heb gedaan. Bij mijn doctoraalexamen Theoretische Economie aan de EUR stond een boek uit 1950 op de leeslijst. Het boek was geschreven door Oskar Morgenstern, een van de vaders van de speltheorie en een bekende van Bohr, Einstein, Veblen en Weyl. Het onderwerp van zijn On the accuracy of economic observations laat zich kernachtig samenvatten in twee stellingen. Ten eerste: de meetfout in economische grootheden, zoals nationaal inkomen, werkloosheid, buitenlandse handel en inflatie, is in de grootteorde van tien tot twintig procent. Ten tweede: de economische wetenschap vermeldt die meetfouten nimmer en te nooit. Ik vond het destijds schandalig dat ik het boek pas op het eind van mijn economiestudie op de leeslijst aantrof en ik wist, als werkstudent/landeneconoom op het Economisch Bureau van de ABN, dat de situatie in de jaren tachtig niet anders was dan in het begin van de jaren vijftig en eerlijk gezegd zag ik ook geen tekens aan de wand dat er een verandering ten goede zou optreden.

Morgensterns boodschap werd (en wordt) genegeerd door de economische broederschap, zowel in het beleid als op de universitaire ivoren torens. Ik beschouw On the accuracy of economic observations nog steeds als het belangrijkste economenboek dat ik ooit las en ik nam me bij ontvangst van mijn afstudeerdiploma voor regelmatig over Morgenstern te vertellen, onderzoek te doen naar economische meetfouten en daar ook over te publiceren. Zo’n vijftien jaar geleden had ik genoeg materiaal om er les over te geven, maar het lukte me niet om de syllabus uit te werken tot een volwaardig boek omdat er altijd iets anders tussen kwam. Met het emeritaat in zicht kon ik beter nee-zeggen en vorige week leverde ik eindelijk het manuscript van On the inaccuracies of economic observations bij mijn uitgever Edward Elgar in. De retorische opzet van mijn pennenvrucht is simpel. Ik vertel wat Morgenstern destijds observeerde, over de onnoemlijke verbeteringen die zijn opgetreden in het waarnemen van economische fenomenen (kennis, automatisering, Big Data) om af te sluiten met voorbeelden van actuele meetfouten waaruit steeds weer onomstotelijk blijkt dat veel verbeterde, maar desondanks niks veranderde: economische meetfouten blijven enorm groot (voor het inkomen per hoofd, bij voorbeeld, is de discrepantie tussen de nationale rekeningen en de grote nationale steekproeven ruwweg vijftig procent) en economen en de bureaus voor de statistiek melden hun meetfouten nog steeds niet.

Mijn boekje schetst een eenvoudige en behapbare aanpak om al die onnauwkeurigheden als burger/onderzoeker zelf in kaart te brengen om zo, als het ware, te komen tot crowd-research van het meest veronachtzaamde onderwerp van de economie te komen. Ik hoop natuurlijk dat het boekje wel de invloed zal hebben op een economiebeoefening die op dit moment alleen maar als hoogst onwetenschappelijk kan worden gekwalificeerd. Echter, het risico is natuurlijk levensgroot dat hetzelfde gaat gebeuren als met de studie van mijn grote voorbeeld, namelijk: niks!

Morgenstern werd naar de vuilnishoop van de economische geschiedenis verwezen omdat zijn boek ‘destructief’ was: hij was meer geïnteresseerd in het beschrijven van de meetfouten en het classificeren van de oorzaken daarvan, dan in een agenda om de meetprocedures nauwkeuriger te maken. Mijn boekje is nog een tandje erger: ik heb zelfs geen belangstelling in de oorzaken en hou me alleen bezig met de ordegrootte van meetfouten en hoe je die kunt vaststellen, omdat ik denk dat de economische wetenschap en de nationale statistiekbureaus een idee moeten hebben van hoe het erg is voor ze überhaupt in beweging komen. Kortom, mijn pennenvrucht gaat in onvruchtbare aarde vallen.

Ik ben dan ook reuze gelukkig met de uitnodiging van beste-id.nl om verder te dromen dan een kritisch boek om Morgenstern te eren. Het gegeven het driekwart eeuw na Morgensterns On the accuracy nog steeds geen standaardprocedure is om meetfouten van economische concepten te rapporteren, geeft wel aan dat de tegenkrachten enorm zijn. Academische reputaties zijn gevestigd op dataverzamelingen die de theoretische en empirische hoogstandjes dikwijls op geen enkele wijze kunnen onderbouwen. Beleidsrecepturen die vermomd als evidence-based aan de vrouw/man zijn gebracht, rusten merendeels op drijfzand van onbetrouwbare en onbegrepen statistieken. Wie gaat er toegeven dat het bewijs met handenvol decimalen achter de komma au fond niks zegt (het leukste voorbeeld in mijn boek is dat we niet eens weten of de wereldeconomie wel kromp in 2008 – het jaar van de bankencrisis en de uitbraak van de Grote Recessie).

Ik droom van een ‘Morgenstern instituut’. Een team van gemotiveerde en betrokken economen die rapporteren over economische meetfouten en zo de economen helpen eindelijk wetenschappelijk te worden. Mocht ik de Nobelprijs ooit winnen dan wordt het prijzengeld besteed aan dat economische meetfouteninstituut.