Vermogen duikt op bij zo ongeveer alle belangrijke economische keuzes in het leven, en is zeer ongelijk verdeeld. Ongeveer een vijfde van alle huishoudens heeft geen of negatief vermogen, terwijl sommige huishoudens miljonair of zelfs miljardair zijn. Er zijn ook zeer verschillende soorten vermogen: sommigen huishoudens hebben alleen een bankrekening en een koopwoning, anderen hebben aandelen en zijn bedrijfseigenaar. Waarom is de vermogensverdeling zo scheef en hoe is dit door de tijd heen veranderd? Zijn er verschillen tussen landen en hoe kunnen we die verklaren? Hoe meet je vermogen überhaupt? Het zijn dit soort vragen waarop Simon Toussaint (Utrecht University School of Economics) in zijn proefschrift een antwoord probeert te geven.
Het dominante theoretische raamwerk waarmee vermogen doorgaans wordt bestudeerd is de Paretoverdeling. Pareto gaat uit van een verdeling in vaste percentages, waarin het meeste vermogen (bijvoorbeeld 80%) in handen is van een kleine groep (20%), en binnen die 20% dan weer een verdeling van 80-20 naar omvang van dat vermogen geldt. De implicatie daarvan is dat een heleboel vermogen bij de allerrijkste mensen geconcentreerd is, en dat blijkt niet uit de data. Er zijn in werkelijkheid bijvoorbeeld veel minder mensen met 100 miljard aan vermogen dan je volgens de Pareto verdeling zou verwachten.
Een eenvoudig alternatief, de zogenaamde Weibullverdeling, werkt theoretisch beter en verklaart ook de verschillen tussen landen in de hoeveelheid miljardairs, zo blijkt uit het onderzoek van Toussaint. De Weibull-verdeling gaat minder uitgaat van vaste verhoudingen. Het verschil in vermogen tussen mensen neemt namelijk ook niet geleidelijk, maar exponentieel af.
Lees het hele bericht op de site van de UU.
