China

Het werk dat me als historicus van de culturele relaties tussen China en Europa in de zeventiende en achttiende eeuw het meest tot nadenken heeft aangezet, is Unfabling the East: The Enlightenment’s Encounter with Asia (2018) van de Jürgen Osterhammel. Deze Duitse historicus geeft een ‘panoramisch’ overzicht (met een klein gedrukte bibliografie van meer dan 60 pagina’s) van hoe de Europeanen in de achttiende eeuw over Azië schreven: niet alleen de bekende denkers van de Verlichting maar ook minder bekende reizigers met wetenschappelijke interesses, koloniale bestuurders, avonturiers en jezuïetenmissionarissen. Doorheen Unfabling the East presenteert hij een zachte maar aanhoudende kritiek op het discours van oriëntalisme als de belangrijkste lens waardoor de Europees-Aziatische ontmoeting van de 18de eeuw wordt bekeken. Niet dat er geen fabels over het Oosten geschreven werden, maar de grondige lezing van deze verscheidenheid van teksten wijst volgens Osterhammel op een ‘ontfabeling’ (een neologisme dat hij zelf bedacht): de auteurs ontmantelden de lang gekoesterde constructie van het fabelachtige Oosten. Door rationele beschrijving en analyse wezen ze er in toenemende mate op hoe deze samenlevingen, hun politieke systemen en hun religieuze praktijken feitelijk functioneerden.

Een belangrijk aspect bij deze kennisproductie was het belang van de lokale tekstuele bronnen. De Europese auteurs steunden niet enkel op hun eigen observaties, maar maakten meer en meer gebruik van Aziatische geleerdheid en kennis, uitgedrukt in Aziatische werken en documenten, waarvoor ze de lokale talen moesten kennen. “Een beetje verder geduwd, zou de hoge waardering van de inheemse teksten kunnen leiden tot de opvatting dat het niet de taak van Europese oriëntalisten was om een discours te ontwikkelen over Aziatische culturen, maar om deze culturen door middel van vertalingen voor zichzelf te laten spreken tot een Europees lezerspubliek.” Deze benadering was een eye-opener voor mij omdat ik steeds opnieuw verbaasd sta over het groot aantal  vertaalde Chinese bronnen waartoe de Europese intellectueel in die tijd toegang had. Volgens Osterhammel was dit publiek in Frankrijk en Duitsland rond het midden van de achttiende eeuw beter geïnformeerd over China dan over veel landen in de periferie van Europa.

Bovendien laat hij laat zien hoe Europa zijn eigen identiteit opnieuw ontdekte door zich af te meten aan het Oosten. Elk belangrijk filosofisch geschil van de verlichtingsdenkers werd beïnvloed door werken van geleerden uit het Oosten, over onderwerpen die zo divers waren als regeringsvormen, de bronnen van nationale rijkdom of de stadia van sociale ontwikkeling. Deze disputen legden de basis voor een groot deel van het moderne politieke denken. Maar tegen het einde van de achttiende eeuw verschoven Europeanen van een open houding ten opzichte van Azië naar de overtuiging dat alleen de Europese samenleving rationeel, dynamisch en rechtvaardig was. Die houding, samen met het vooruitgangsdenken en de industrialisering, hielp vervolgens het kolonialisme van de volgende eeuw  rechtvaardigen. Van een inclusief eurocentrisme waarin plaats was voor zelfkritische bevraging evolueerde het denken naar een exclusief eurocentrisme, dat neerbuigend kijkt naar Azië, waar  we nog altijd schatplichtig aan  zijn.

Dit leidt ons tot de relevantie van de inzichten van Osterhammel voor vandaag. Na de geïsoleerde positie tijdens de Mao periode is China in de laatste veertig jaar op vele gebieden ontzettend snel geëvolueerd. Het is een supermacht geworden en eist een centrale plaats op in het wereldgebeuren. Maar onze kennis van China is niet proportioneel meegeëvolueerd. Sinologie of Chinese Studies zijn in Europa nog steeds academisch gemarginaliseerd; studenten in deze richtingen zijn nauwelijks talrijker dan in de jaren 1990 net na onderdrukking van de Tiananmen-betogingen; studies over China zijn zeer beperkt aanwezig in departementen economie, recht, filosofie of politieke wetenschappen; weinig Europese kranten hebben Chineestalige journalisten in dienst; er zijn geen grote Europese vertaalprojecten die het hedendaagse China voor zichzelf laten spreken… Het lijkt wel of Europa zich nog niet bewust is van het feit dat de globale wereldsituatie veranderd is maar de grootste moeite heeft om China als een gelijkwaardige partner te erkennen.

Juist daarom klinkt Osterhammels terugblik op de geschiedenis hoopvol: “Als we ons het Euraziatische evenwicht van de achttiende eeuw herinneren, hoeft het geen verrassing te zijn dat China zijn (her)opgang naar een leidende positie in de wereldeconomie en de wereldpolitiek opvat als een terugkeer naar de historische normaliteit, niet als een wonder. De erkenning van Azië als gelijkwaardige partner zou Europeanen geen problemen moeten opleveren (de VS zullen het misschien moeilijker hebben). Europa heeft het immers al eerder gedaan.”