Een nieuw inzicht dankzij het emeritaat 

Deze zomer ging ik met pensioen of, zoals dat bij hoogleraren heet, met emeritaat. Er is een reden voor dit betekenisverschil. Het wil eigenlijk zeggen dat een wetenschapper nooit echt met pensioen gaat. Met de huidige druk in de universitaire wereld kijkt menige wetenschapper uit naar dit postacademisch bestaan in de verwachting nu eindelijk eens dat te kunnen publiceren waarvoor tijdens het professionele leven geen tijd was. Bij mij was dit niet anders. Tegelijk wilde ik af van de deadlines die voortdurend de meer dan veertig jaar mijn beroepsbestaan hadden bepaald. Ik nam daarom een omvangrijk project voor ogen, dat wegens de omvang wellicht ook mijn ‘grote onvoltooide’ zal blijven. In het verlengde van mijn hoogleraarschap in inlichtingenstudies besloot ik mij te storten op een wereldgeschiedenis van spionage, of, zoals dat binnen mijn vakgebied heet: intelligence.

Nu heb ik jarenlang inleidingen in dat onderwerp verzorgd. En zoals dat gebruikelijk is in de wetenschap, is een van de eerste zaken die daarbij aan bod komt de definitie van intelligence. Daarbij worden gewoonlijk drie typen definities onderscheiden. Intelligence kan worden gedefinieerd in termen van informatie, proces en organisatie. Intelligence kan worden gezien als vergaarde geheime informatie die wordt bewerkt (proces) ten behoeve van een afnemer, de zogeheten inlichtingenconsument, en dit geschiedt vaak door een organisatie die gespecialiseerd is in inlichtingenvergaring en -analyse. Negentig procent van de handboeken op het terrein van inlichtingenstudies gaat uit van een definitie in termen van informatie. Onderdeel van deze zienswijze is dat het inlichtingenbedrijf op basis van (deels geheime) informatie rapporten opstelt voor besluitvormers die als objectief of neutraal kunnen worden betiteld. Inlichtingenmensen zelf nemen in deze optiek geen besluiten; handelingen op basis van hun rapporten zijn voorbehouden aan de externe afnemers. Definities in termen van proces sluiten hierbij vrijwel naadloos aan.

Anders is het met definities die uitgaan van de inlichtingenorganisatie. Kort gezegd komen deze erop neer dat intelligence dat is wat inlichtingenorganisaties doen. Dat kan echter heel veel zijn en kan ook zaken omvatten die niet sporen met een accent op informatievergaring en -bewerking en met het idee dat inlichtingenmensen primair denkers zijn en niet zelfstandig besluiten nemen en handelen. Om slechts één voorbeeld te noemen: het hoofd van de Oost-Duitse Stasi, Erich Mielke, klaagde er na de val van de Muur over dat in de DDR voor van alles en nog wat een beroep op zijn dienst werd gedaan. Zelfs als er in een ziekenhuis een dak lekte, werd de Stasi daarbij geroepen. Veel wetenschappers zien definities van intelligence die uitgaan van het idee dat dit is wat inlichtingen- en veiligheidsdiensten doen daarom als onhanteerbaar.

De laatste jaren komen inlichtingen- en veiligheidsdiensten echter ook vaak in het nieuws doordat zij wel degelijk handelen. Ter voorkoming van terroristische aanslagen verstoren zij deze vaak voordat zij kunnen plaatsvinden. In de geheime cyberoorlog die deze diensten voeren met buitenlandse hackers, is er veelal geen tijd om even ruggenspraak te houden met de beleidsmakers. À la minute moeten inlichtingenmensen zelf besluiten om een defensieve of een offensieve tegenzet te doen in het online kat-en-muisspel. En sinds het begin van dit jaar verstrekt bijvoorbeeld het Britse ministerie van Defensie dagelijks bulletins op basis van informatie van de nationale inlichtingendiensten over de verwachte ontwikkelingen in het conflict in Oekraïne. De reden daarvoor is Russische beïnvloedingspogingen tegen te gaan of zelfs vóór te zijn. Al deze acties hebben beïnvloeding ten doel. Ze zijn erop gericht om de tegenstander, de bondgenoten of de eigen bevolking op andere gedachten te brengen en zo hun handelingen te beïnvloeden.

Voor mijn beoogde wereldgeschiedenis moest ik mij natuurlijk een idee vormen wat door de eeuwen heen de gemeenschappelijke noemer is geweest van intelligence, dat wel gekenschetst is als het op één na oudste beroep ter wereld. Daarbij ontdekte ik dat beïnvloedingsoperaties steeds onderdeel zijn geweest van het werk van inlichtingenmensen, van de oudheid tot nu toe. Tot de bekendste voorbeelden horen de zogeheten covert actions, waarbij inlichtingendiensten proberen de ontwikkelingen in een ander land te beïnvloeden terwijl de eigen betrokkenheid op de achtergrond moet blijven. Denk aan de Amerikaanse steun voor de omverwerping van de Chileense president Salvador Allende in 1973 of aan de steun van de CIA voor de moedjahedien in Afghanistan die tussen 1979 en 1989 Sovjettroepen bestreden.

Zo ontdekte ik dus dat wegens de voortdurende verwevenheid tussen de informatietaak en de beïnvloedingstaak van inlichtingenmensen het gerechtvaardigd is die beide taken als uitgangspunt voor de definitie van intelligence te nemen. Het accent louter op de informatietaak leggen geeft een verkeerd beeld van het werk van inlichtingendiensten en hun medewerkers. Via lezingen, cursussen en publicaties zal ik proberen dit idee uit te dragen en mijn eigen geschriften uit mijn vorige (academische) leven te corrigeren. Daarvoor was het kennelijk nodig de afstand te nemen en de zaken ruimer te bezien, wat mogelijk werd dankzij mijn emeritaat.