Het leven van papier en papieren levens

Mijn droomproject is niet erg origineel, maar is in zoverre ‘out of the box’ dat het het idee zelf van ‘dozen’ uitdaagt. Dozen sluiten per definitie uit en tegelijk proberen ze iets te bewaren en te bevatten. Deze tegenstrijdige impulsen bestaan naast elkaar, waardoor de in dozen verpakte objecten geen leefruimte kunnen delen, terwijl ze worden beschermd tegen de schade en gevaren van het leven.

Mijn droomproject is een gedeelde droom, geworteld in de frustratie van menig archiefbezoeker: de onmogelijkheid om een ultiem, compleet archief te vinden; de bijna volledige zekerheid om geconfronteerd te worden met gaten in het archief die onmogelijk te overbruggen zijn.

Ik werk met stripboeken voor kinderen, vooral uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Net als veel andere collega’s die met soortgelijk (d.w.z. oud en goedkoop) materiaal werken, is het eerste obstakel waar we tegenaan lopen de afwezigheid van tijdschriften; niet alle tijdschriften zijn bewaard gebleven en zeker niet in volledige oplagen. De twee wereldoorlogen bijvoorbeeld (de tweede nog meer dan de eerste) hebben op meer dan één manier hun sporen nagelaten. De beperkingen in oorlogstijd maakte het moeilijk voor de uitgevers om te drukken en voor de lezers om te kopen; de oorlog maakte papier een schaars product en hergebruik en recyclage kregen voorrang op bewaring, vooral in het geval van tijdschriften, die niet uitnodigen om bewaard te worden, in tegenstelling tot dure boekuitgaven.

Het tweede en misschien wel meest intrigerende obstakel, dat aanleiding geeft tot veel fantasierijke speculaties, meestal tevergeefs, is het ontbreken van archieven (of toegankelijke archieven) van uitgeverijen. Veel van de uitgeverijen die floreerden in het begin van de twintigste eeuw bestaan niet meer en zijn bijna in de vergetelheid geraakt.

Hoe was het achter de schermen toen het tijdschrift werd samengesteld? Wie bepaalde de inhoud? Was iedereen het altijd met elkaar eens? Waar hadden ze ruzie over? Wie maakte de tekeningen? Wie bepaalde de typografie? Bestonden er ‘echte’ mensen achter de namen die onder de verhalen en strips en reacties op brieven stonden?

Wat voor lezersreacties werden er per post verstuurd? Heeft iemand alle brieven gelezen, de tekeningen en ander materiaal gezien? Hoe werden ze bewaard (als dat al gebeurde)?

Al deze vragen hebben papieren sporen nodig van de mensen die met de tijdschriften omgingen, ze produceerden, verkochten en lazen en elkaar vaak alleen via het tijdschrift ontmoetten. Deze sporen zoeken naar het menselijke aspect dat de commerciële onderneming van het tijdschrift doordringt.

Laten we nog even verder dromen.  Wat zou ik doen als al het papier bewaard was gebleven? Ik zou, met de bovenmenselijke capaciteiten die ook deel uitmaken van deze droom, de afbeeldingen en elk visueel aspect in kaart brengen, inclusief de typografie: welke stijlen kwamen waar en wanneer voor? Wat voor connotaties hadden de beelden? Zijn ze in de loop der tijd veranderd? Welke uitdrukkingswijzen blijven bestaan door culturen en eeuwen heen? Wat vergaat?

Ook dit is geen nieuwe zorg; het is een terugkerend thema dat verscheen met de proliferatie van reproductietechnologieën en de snelle circulatie van beelden. Het bouwt voort op het levenswerk van de baanbrekende cultuurhistoricus Aby Warburg: diens Mnemosyne Atlas uit 1927-1929 (https://warburg.sas.ac.uk/archive/bilderatlas-mnemosyne). Deze onvolledige atlas van het visuele geheugen, die 971 items op 63 panelen in kaart brengt, komt voort uit een verlangen om de gemoderniseerde, steeds meer met beelden verzadigde wereld te begrijpen. Het is een manier om ons collectieve begrip van het visuele en het gebruik van beelden te organiseren. Door religieuze en seculiere beelden, de ‘lage’ populaire kunsten en de ‘hoge’ gelegitimeerde kunsten naast elkaar te zetten, overstijgt Warburgs project het onderscheid dat gesprekken over uiteenlopende toepassingen van beelden in de weg kan staan.

Beelden en andere visuele elementen zijn een gegeven in onze dagelijkse ervaring. Ze lijken zo direct, zo duidelijk en toch is er zoveel dat we er niet over weten. Dit is vooral het geval in de populaire cultuur, waar beelden – net als teksten – niet de status van kunst en de bijbehorende aandacht krijgen. Toch is het in deze beelden, die een vluchtig bestaan leiden, dat de reflecties en zelfs bestanddelen van onze gedeelde verbeelding te vinden zijn.

Mijn droomproject is dan ook gebaseerd op een droom van onmogelijk volledige archieven van wegwerpmateriaal (tijdschriften maar ook uitgeversarchieven) en de mogelijkheid om dergelijk uitgebreid materiaal te verwerken. Deze droom komt voort uit een fascinatie voor de manier waarop beelden zich vestigen in onze publieke sfeer en ons collectieve bewustzijn, hoe ze betekenis krijgen, muteren, transformeren, hoe ze ons beïnvloeden en waarom. Het komt ook voort uit een diepe nieuwsgierigheid naar de onzichtbare handen die aan het werk zijn achter tijdschriften en in interactie met tijdschriften: het leven van papier en papieren levens.