Onze niet-meer-aangepaste drijfveren herschrijven

Een droomproject beschrijven bleek moeilijker dan ik dacht. Nochtans is de wereld van vandaag het resultaat van het ene na het andere gerealiseerde droomproject: we leven langer, zijn gezonder, beschikken over democratie, comfort en onnoemlijk veel manieren om vrije tijd geprikkeld en deugddoend door te brengen. We vervelen ons nooit. Nieuwsgierigheid, het antidotum van verveling, ligt in onze aard en voedt al meer dan honderdduizenden jaren de driften van Homo sapiens. Helaas heeft vooruitgang een keerzijde. Al hadden de meeste gevolgen van onze projecten voorspelbaar moeten zijn, ze werden klaarblijkelijk gemakkelijk over het oog gezien. Dat toenemende welvaart hand in hand gaat met populatiegroei is nogal wiedes, en het is dan ook niet verwonderlijk dat de vooruitgang van de laatste millennia zich tegen ons keert met klimaatopwarming, toenemende polarisatie, ongelijkheid, nieuwe ziektekiemen en mentale breakdowns, nu acht miljard individuen hun recht op voorspoed claimen. We weten dat het tijd is om het debris van ons verleden schoon te maken, al valt dit moeilijk als ‘droomproject’ te profileren. Zeker niet voor een soort die kickt op steeds maar meer.

Kunnen we een droom die zuur werd, vervangen met nieuwe dromen, zonder dat het utopisch wordt? Ik denk het wel, en onze aangeboren nieuwgierigheid zal ons daar opnieuw bij helpen. De wetenschappen beogen in de eerste plaats het begrijpen, en zo wil ik bijvoorbeeld graag vatten hoe het komt dat we ons op cognitief vlak van andere diersoorten hebben onderscheiden. Niet dat ik denk dat we zo anders zijn; genetische verschillen bieden weinig of geen verklaringsgrond, en ook de informatieverwerkingsprocessen in het brein overlappen grotendeels. Dit komt omdat de belangrijkste neurotransmitters (de chemische boodschappers) evolutionair zeer oud zijn en omdat we dezelfde neurale netwerken terugvinden in mens- en muizenbrein, zoals, bijvoorbeeld, het limbisch systeem dat een primordiale rol speelt in het reguleren van stress en emoties, of het beloningsysteem dat gemotiveerd gedrag en leerprocessen stuurt. Om evolutionair recentere ontwikkelingen in de relatie brein-gedrag te achterhalen, moeten we focussen op corticale circuits die waarnemingen koppelen aan cognitie. Hoe genereert het brein verwachtingen, imaginatie en het vermogen om ons in te beelden wat een ander denkt? En hoe zetten we, als sociaal dier, cognitie in om het leven in een groep te faciliteren en vooruit te denken?

Het is aantrekkelijk om te gaan zoeken naar die ene factor die doorslaggevend is geweest in de evolutie van Homo sapiens en richting heeft gegeven aan de cumulatieve stroom van innovaties, maar die creatieve doorbraak heeft ongetwijfeld meerdere oorzaken. Vanuit verschillende invalshoeken worden de bijdrage van het rechtop lopen, het leven in steeds groter wordende groepen, de noodzaak van coöperatieve babyzorg, het eten en koken van vis en vlees, het belang van verhalen, en het gebruik van recursieve grammatica bediscussieerd. Al deze eigenschappen hebben hoogstwaarschijnlijk een impact gehad op de organisatie van het brein, zonder dat daarbij opmerkelijke veranderingen in genen nodig bleken. Een relevante theorie van Fred Previc, samengevat in ‘The Dopaminergic Mind in Human Evolution and History’, beschrijft hoe we anders zijn gaan denken omwille van een uitbreiding van dopamineneuronen in het laterale deel van de prefrontale cortex.

Dopamine is alom vertegenwoordigd in het brein, multifunctioneel en ondersteunt o.a. intelligentie, werkgeheugen, motivatie, en zelfbehoud. Dopamineneuronen vuren af wanneer er predictiefouten optreden, wat wil zeggen dat ze bij elke beweging of beslissing coderen of het resultaat ervan beter, of minder goed is dan verwacht. Zo kan toekomstig gedrag adaptief worden aangepast. Een verhoogde dopaminewerking zou onze soort slim, planmatig, doelgericht, zelfzeker, en exploratief gemaakt hebben, maar eens uit evenwicht kon een teveel aan dopamine evengoed leiden tot waanideeën, rusteloosheid, overdreven focus op details en starre vastberadenheid. Mentale aandoeningen zoals schizofrenie en bipolariteit zijn immers gekoppeld aan een hyperdopaminergisch zenuwstelsel, een neveneffect van het feit dat er in elk van ons wel een deeltje Picasso, Geronimo of Vasco Da Gama zit. Dopamine helpt ons om grandioze ideeën te vertalen naar actie. In een wereld met veel onzekerheid en waar grote risico’s gekoppeld zijn aan hoge winst, is een ‘dopaminergische persoonlijkheid’, zoals Previc die beschrijft, een troef.

Het mooie aan deze theorie is dat ze tegelijkertijd mogelijke oplossingen biedt voor de wereldproblematiek die ze op de wijze van Cassandra voorspelt. Dopamine functioneert immers niet in een vacuüm, maar maakt deel uit van een complex samenspel van neurotransmitters, waaronder serotonine, norepinephrine, en oxytocine, die alle drie deel uitmaken van een gezonde stressresponse. In het jachtige leven van vandaag, waar we continu met nieuwe prikkels geconfronteerd worden, gedijt dopamine, maar mogelijk ten koste van de uitputting van andere neurotransmitters die meer betrokken zijn bij, onder andere, het onderhouden van sociale relaties en het voorkomen van chronische stress. Het gevolg van een overwegende dopamineregulatie is dat we overreageren op opportuniteiten die vooruitgang signaleren, met soms nare gevolgen, zoals ongepaste agressie, overmatige onzinconsumptie of het verwaarlozen van wat ons dierbaar is.

Kan het overwicht aan dopamine in onze populatie teruggeschroefd worden? Omdat het proces waarmee dopamine gedrag reguleert epigenetisch is ontstaan, en het genoom van een soort de boekhouding bijhoudt van alle mogelijke responsies die zich over generaties heen hebben gemanifesteerd wanneer veranderingen in het milieu zich voordeden, is het principieel mogelijk om onze ingebakken driften te herprogrammeren via een shift in leefwijze. Deze idee schept ruimte voor heel wat nieuwe droomprojecten, waarbij we onze kennis over de relatie brein-gedrag kunnen omzetten naar levensechte praktijken. Bij het opstellen van nieuwe schoolcurricula, het verder ontwikkelen van de gebouwde omgeving of het vervaardigen van arbeidsovereenkomsten zou hun impact op de neurochemische balans meer in rekening moeten gebracht worden. Nieuwsgierigheid en het plezier van ontdekken hoeft daarom niet te verdwijnen, maar zal voortvloeien uit de nieuwe waarden die we onze kinderen meegeven, waarbij we risico vervangen door vertrouwen, en ongeremde vooruitgang door een verlangen naar samenzijn.