Opiniepeilingen, verkiezingsdebatten en straatinterviews met gewone burgers: met nog maar een paar dagen 29 oktober pakken tv, radio en andere media groots uit voor de verkiezingen. Veel van deze nieuwe mediapraktijken zijn ontstaan tussen 1945 en 1980, blijkt uit het proefschrift ‘Burgers in beeld’ van Solange Ploeg.
Kort na de oorlog, toen televisie nog in de kinderschoenen stond, zagen omroepen het voornamelijk als hun taak om de burger politiek op te voeden. Ploeg: ‘Politieke programma’s gingen vooral over hoe het systeem werkte, met de omroep als leraar. Ruimte voor discussie was er eigenlijk niet. Als er al een minister een interview gaf, dan werd dat vooral als een gunst gepresenteerd.
Dat veranderde in de jaren zestig en zeventig. Onder druk van maatschappelijke veranderingen en nieuwe omroepen zoals de TROS, begonnen omroepen steeds meer te experimenteren met nieuwe programma’s en programma-elementen. Terwijl Nederland ontzuilde, moesten mediamakers zich onderscheiden met programma’s die de aandacht van de kijker trokken. Een element dat al gauw bleek aan te slaan? Gesprekken met en vragen van gewone burgers. Ploeg: ‘Dat de burger steeds meer in beeld kwam, vloeide ook voort uit hoe mediamakers dachten over de democratie. Burgerparticipatie in de politiek en responsiviteit van politici moesten volgens hen centraal staan.’
Ook opinieonderzoek kreeg een nieuwe rol. Waar peilingen aanvankelijk vooral wetenschappelijk bedoeld waren, werden ze in de jaren zestig een vast onderdeel van de media in verkiezingstijd. ‘Peilingen werden gepresenteerd als de stem van het volk’, zegt Ploeg. ‘Maar ze zijn ook een vorm van politieke communicatie. Ze beïnvloeden hoe politici zich gedragen, welke thema’s aandacht krijgen, en hoe burgers zichzelf zien.’
Lees het hele bericht op de site van de Radboud Universiteit