In de liefde gebruiken we graag grote woorden. We beloven voor ‘altijd’ van elkaar te houden, de geliefde is niets minder dan ‘de ware’. Ondertussen weten we best dat we niet eeuwig leven en dat we die ware wellicht ooit tegenover ons vinden in een echtscheiding. Waarom blijven we dan toch zulke grote woorden gebruiken? Schuilt er misschien een diepere waarheid in de ogenschijnlijke absurde belofte van oneindige liefde tussen eindige mensen? Doctoraal onderzoeker Errol Boon schreef er een essay over.
Volgens Boon ligt het antwoord in wat hij ‘het mysterie van de ander’ noemt. ‘In de romantische liefde hebben we te maken met een paradox. Enerzijds hebben we het idee dat we de ander bij uitstek goed kennen. Eigenlijk kent niemand diegene zo goed als jij. Tegelijkertijd blijft de ander ook altijd een raadsel, iemand die je nooit helemaal kúnt kennen, juist omdat je van diegene houdt. Zeker in het bewustzijn van diegene die verliefd is, wordt dat mysterie van de ander iets betoverend groots. Juist wanneer we iemand heel intiem leren kennen, komen we erachter dat we diegene niet kennen. Liefde komt voort uit een weten niet te weten.’
Bij een dergelijk ongrijpbaar gevoel, hoort groots taalgebruik, redeneert Boon, omdat juist die grootsheid plaats heeft voor de onbepaaldheid van het mysterie. Een zin als ‘Ik houd van je voor altijd’, moet volgens hem dan ook niet worden opgevat als een te verwachten realiteit, maar als een manier om te laten zien dat de ervaren werkelijkheid niet meer in woorden weer te geven valt.
Lees het hele bericht op de site van de Universiteit Leiden.
Lees het essay, in het Engels, hier.
