Zo’n snelle radioflits is in oorsprong een intense energie-uitbarsting, sterker dan wat de zon in drie dagen uitzendt, die maar een fractie van een seconde duurt. Vanuit alle hoeken van het heelal bereiken ze de aarde. Met het oog kun je ze niet zien, daarvoor is het signaal té zwak tegen de tijd dat deze de aarde bereikt én onze ogen niet gevoelig genoeg voor radiogolven. Om de flitsen te ‘zien’ heb je een grote radiotelescoop nodig die de gegevens van het signaal digitaal opslaat op een computer.

Sommige wetenschappers schatten dat we dagelijks wel 10.000 Snelle Radioflitsen zouden kunnen waarnemen. ‘Om er zoveel te kunnen zien, hebben we een telescoop nodig die net zo gevoelig is als de allergevoeligste die we nu hebben én ook nog eens de hele hemel in één klap kan zien. En die hebben we nog niet’, legt astronoom Jason Hessels uit.

Snelle Radioflitsen komen van ver en reizen door en tussen sterrenstelsels waar we als mens niet kunnen komen, en niets kunnen zien. ‘Tijdens deze lange reis worden de lagere frequenties van het signaal verstoord door de materie die ze tegenkomen, zoals gaswolken’, legt PhD onderzoeker Akshatha Gopinath uit. ‘De lage frequenties vertragen hierdoor ten opzichte van de hoge, waardoor ze langzaam uit elkaar gaan lopen.’

‘Tegen de tijd dat ze de aarde bereiken kunnen we vaststellen van hoe ver ze komen, en door wat voor kosmische omgevingen ze zijn gereisd. Hoe meer de hoge en lage frequenties uit elkaar lopen, van hoe verder het signaal komt’, vervolgt Akshatha. Dit maakt ze waardevol, en bovendien gratis, gereedschap om het universum in kaart te brengen.

Lees de fraaie reportage op de site van de UvA.

Beeld: ESO/M. Kornmesser