Ruimte voor Rewilding

Two roads diverged in a wood, and I—

I took the one less traveled by,

And that has made all the difference.

— Robert Frost

‘We staan op het punt waar twee wegen uiteenlopen,’ schreef de Amerikaanse biologe Rachel Carson in 1962 in haar ophefmakende boek Silent Spring, met een knipoog naar Robert Frost’s gedicht The Road Not Taken. Maar in tegenstelling tot Frost’s dichterlijke wegen zijn de twee paden die de mensheid volgens Carson kan inslaan niet zomaar evenwaardig. Er is de weg die al vaak bereisd werd, misleidend eenvoudig: ‘een gezapige supersnelweg’, maar het eindpunt is vernieling. De andere afslag—the road less travelled—biedt een laatste, misschien wel énige kans op het voortbestaan van de aarde.

Carson heeft het in Silent Spring (nog) niet over klimaatopwarming, maar over aan andere, niet minder grote milieucrisis die mens en planeet bedreigt: de pijlsnelle teloorgang van de biodiversiteit. Tien jaar vóór de Club van Rome de wereld waarschuwde voor broeikasgassen en klimaatopwarming, stelde Carson de nefaste gevolgen aan de kaak van het massale pesticidengebruik. Pesticiden die waterlopen, bodems en achtertuinen vergiftigden. Gifstoffen die niet alleen de volksgezondheid bedreigden, maar—samen met industriële vervuiling, boskap, bouwwoede en landhonger—overal ter wereld de biodiversiteit in sneltempo doen kelderen.

Biodiversiteit verwijst naar de gemeenschap van levende wezens waarmee wij mensen deze aarde delen, van korstmossen en bodemdiertjes tot grote carnivoren. Het is een gemeenschap die alles voor ons regelt: de oceaantemperatuur, de bestuiving van onze gewassen, lucht- en waterzuivering en koolstofopslag in de bodem. Maar die gemeenschap staat vandaag zozeer onder druk dat biologen spreken van een ‘zesde uitstervingsgolf’, een impact vergelijkbaar met de meteoriet die een einde maakte aan de dinosaurussen. Dier- en plantensoorten verdwijnen vandaag tot honderd keer sneller dan enkele eeuwen geleden. Eén miljoen soorten zijn met uitsterven bedreigd. Sinds 1970 verloor de wereld bijna drie vierde van haar gewervelde dieren. En als we alle zoogdieren ter wereld op een weegschaal zouden zetten, zouden wilde dieren slechts 2 procent van het gewicht in de schaal leggen; de andere 98 procent ingenomen door mensen en hun vee.

Natuurlijk, de klimaatcrisis waarin we ons bevinden is onmiskenbaar. Stormen, droogtes, vloedgolven, extreme temperaturen en stijgende zeespiegels: elementen van een dystopische toekomst die we maar best met man en macht proberen vermijden. Maar we vergeten soms dat sommigen onder ons al lang in die dystopie leven (of stierven): dat zovele soorten al op of over het randje van de afgrond bengelen, of hun leefwereld zagen verdwijnen in het geweld van zaagmachines, hydrodammen, gewapend beton. We vergeten dat die enorme klimaatcrisis een (cruciale) kanttekening is bij die andere ontwrichting die Carson zestig jaar geleden al aankaartte: het instorten van ecosystemen, het verdwijnen van de biodiversiteit. Dat heeft op haar beurt een nefast effect op klimaatopwarming. Opdrogende draslanden stoten koolstof uit. Vervuilde en verzuurde oceanen houden minder CO2 vast en warmen sneller op. Klimaatopwarming en biodiversiteitsverlies zijn de parallelle lijnen die de snelweg naar vernieling aftekenen. Hoog tijd dus om de afslag te nemen naar de minder bereisde weg.

Die afslag leidt niet alléén naar een reductie van broeikasgassen of het inruilen van onze wagens voor een elektrische variant. The road less travelled kunnen we hier vrij letterlijk nemen: ze loopt langs een plek met minder wegen en meer wildernis, waar de menselijke voetafdruk op het landschap iets lichter doorweegt. Ze toont rivieren die vrijuit meanderen, bossen die zichzelf in stand houden, kuddes wilde runderen, beverdammen, lynxen die door de wouden sluipen, en zalmen die opspringen in onze rivieren. De afslag kreeg de naam rewilding, verwilderen: het herstel van natuurlijke processen die aan de basis liggen van het goed functioneren van ecosystemen en zo ook de biodiversiteit bevorderen.

Rewilding brengt een hoopvol perspectief, waar niet alleen de biodiversiteit maar ook de mens wel kan bij varen. Want zoals Carson zich terecht afvraagt: ‘Wie wil er nu in een wereld leven die maar nét niet fataal is?’ Misschien hebben we al te lang in die wereld geleefd. Maar verwilderen wijst, ook in de klimaatcrisis, de weg naar actief herstel: naar een landschap dat de lucht kan zuiveren en meer water kan slikken wanneer de rivier buiten haar oevers treedt; waarin niet alleen de wolf of Europese bizon weer een plek kunnen krijgen, maar ook de hommels talrijk zoemen en de rietzangers ’s avonds luidkeels een concert inzetten. Zo gaat verwilderen over een wereld en mensheid die niet op het randje van de afgrond blijven hangen, maar ruimte maken voor vooruitgang—niet in de intussen achterhaalde zin van méér wegen en betere auto’s, maar wel van meer wildernis en meer léven.

Deel via: