De counterfactual history machine

Een van de grootste intellectuele uitdagingen binnen de historische en sociale wetenschappen is de vraag welke fenomenen en gebeurtenissen voorvloeien uit ideeën en beslissingen genomen door het individu en welke het gevolg zijn van structuren die buiten de invloed liggen van het individu. Het zogenaamde ‘structure-agency’-debat is iets waar scriptieschrijvende studenten, maar ook ervaren onderzoekers, vaak mee worstelen. Moeten we de Franse Revolutie van 1789 bestuderen door te kijken naar de invloed van grootse persoonlijkheden zoals Napoleon Bonaparte en Maximilien Robespierre of was het de honger, de politieke onvrede en de grove ongelijkheid die de bestorming van de Bastille werkelijk stimuleerde?

De lijn trekken tussen ‘agency’ en ‘structure’ is moeilijk. De individuele ideeën, over ongelijkheid en rechtvaardigheid, worden vaak maatschappelijk aanvaard door het activisme van enkelingen. Terzelfdertijd worden omstandigheden en toevalligheden vaak begrepen door de ideologische lens van het individu.

In mijn eigen onderzoek over klimaatrechtvaardigheid en het Globale Zuiden stel ik mij voortdurend vragen over structuur en agency: zouden leiders in de jaren 1970 sneller gereageerd hebben als onze hele economie niet op fossiele brandstof gebaseerd was? Wat als het Communistisch project het kapitalisme was voorbijgestoken, had een ethos van collectiviteit ons dan in staat gesteld om de klimaatcrisis aan te pakken? Wat als een individu zoals Democraat Al Gore de presidentsverkiezing gewonnen had, was klimaat dan een belangrijke veiligheidsuitdaging geworden voor de Verenigde Staten?

Dit soort van onbeantwoorde vragen noemen historici ‘counterfactual history’, een geschiedenis waarbij de dingen anders lopen dan vastgelegd in de geschiedenisboeken. Historische fictie zoals ‘The Man in the High Castle’ van Philip K. Dick, waarin de Verenigde Staten de oorlog verliest en onderdeel wordt van het Derde Rijk, zijn hier een goed voorbeeld van. Als historicus is het evenwel onmogelijk om dit soort van van alternatieve geschiedenis te verkennen. Het verleden bereikt ons enkel en alleen via de brokstukken van het archief of de getuigenissen van overlevenden. Experimenten in het laboratorium blijven buiten ons bereik.

Onderzoek naar dit soort van verleden zou alleen mogelijk zijn indien onderzoekers de parameters van het verleden zouden kunnen aanpassen. Een machine die de aanpassingen kan doorvoeren, is wat er nodig is. Met zo een machine zou de historicus de effecten van 5% meer politieke invloed voor klimaatactivisten in het Globale Zuiden, 10% minder wetenschappelijk onderzoek of 20% meer invloed van ongelijkheidsvraagstukken op klimaatvraagstukken kunnen meten.

Met die technologische aanpak zou de historische wetenschap fundamenteel veranderen. In plaats van een intellectuele activiteit waarin inzichten ontstaan door de studie van boeken en documenten en het herschrijven van teksten zouden historici rapporteurs worden van het verleden. Een verslag van het experiment zou dan inzicht bieden in de oorzaken van de geschiedenis.

Wat het beroep van historicus zouden winnen aan mogelijkheden, zou het verliezen aan stijl en literaire kwaliteit. Ik aanvaard daarom de beperkingen van de geschiedwetenschap met plezier.