Naar een ecologisch en sociaal duurzamere wereld

In de huiveringwekkende maar tegelijkertijd uiterst intrigerende trilogie MaddAddam schetst gevierd auteur Margaret Atwood een wereld waarin de big corporations de mensheid hebben meegesleurd in een door gen-tech beheerste samenleving, tot een gestoorde wetenschapper een plaag introduceert die de mensheid nagenoeg uitroeit. De weinige overlevenden proberen zich staande te houden in een post-apocalyptische wereld, terwijl zij teruggaan in hun herinneringen en zich rekenschap geven van de wereld zoals zij die kenden van vóór de pandemie. En dat is geen mooi beeld: grote sociale ongelijkheid, grove uitbuiting van mensen en een almaar verslechterende leefomgeving. Het bijzondere aan deze trilogie, en het werk van Atwood in het algemeen, is dat haar dystopische fantasieën angstwekkend dicht bij de werkelijkheid blijven. We leven immers nu al in een wereld die steeds meer wordt aangetast door vervuiling, klimaatverandering en verlies aan biodiversiteit. Een wereld waarin geldelijk gewin vaak vóór mensen gaat en die gekenmerkt wordt door grote sociale ongelijkheid.

Als rechtswetenschapper streef ik ernaar om een bijdrage te leveren aan een rechtvaardigere en gezondere wereld. Dit doe ik door het recht ‘zoals het is’ te bestuderen en voorstellen te doen tot verbetering. Het recht is immers een moreel kompas dat wij zelf instellen. In de praktijk is de situatie echter veel complexer. Er is veel ‘goed’ recht, dat helaas soms te vrijblijvend is geformuleerd, doordat staten zich niet echt wilden committeren. Neem bijvoorbeeld het Akkoord van Parijs inzake klimaatverandering. Waar staten een verplichting hebben om actieplannen op te stellen en die ook naar de andere verdragspartijen te communiceren, bepalen zij grotendeels zelf de inhoud en ambitie van die plannen. Ook is er recht dat goed bedoelt, maar daarvoor niet altijd de juiste methoden kiest. Milieukeurmerken voor producten kunnen bijvoorbeeld heel waardevol zijn, maar vormen tegelijkertijd een bedreiging voor kleinere ondernemers in ontwikkelingslanden, die niet altijd aan de hoge standaarden kunnen voldoen. Door dergelijke standaarden te promoten zonder flankerend beleid te ontwikkelen ter ondersteuning van die ondernemers, druk je hen in feite de markt uit ten faveure van grote multinationale ondernemingen. Tot slot is er het probleem van tegenstrijdig recht, waarbij regels tegen elkaar in werken en op die manier de bescherming van mens en milieu ondermijnen. Dit is helaas een vaker voorkomend verschijnsel in het internationaal recht, doordat de samenhang tussen beleidsterreinen niet altijd voldoende wordt erkend in verdragsonderhandelingen.

Mijn droomproject bestaat daarom ook niet uit één project. Ik kijk naar alle factoren die ik hier noemde, waarbij voortdurend de vraag centraal staat: hoe zorgen we ervoor dat het recht bijdraagt aan een ecologisch en sociaal duurzamere wereld? Een uitdaging waar ik nu veel mee bezig ben, betreft de energietransitie. De groeiende vraag naar grondstoffen voor de productie van groene technologie, zoals voor windturbines, zonnepanelen en elektrische batterijen, legt extra druk op de grondstoffenindustrie, een sector die toch al jaren onder vuur ligt vanwege vermeende mensenrechtenschendingen en vervuilende praktijken. Daarnaast zorgt de toegenomen vraag naar grond voor het aanleggen van wind- en zonneparken, waterkrachtcentrales en de opslag van broeikasgassen (o.m. bossen) voor problemen. Zo verklaarde de Noorse rechter in 2021 de vergunningen van twee enorme windparken ongeldig, omdat de Noorse overheid onvoldoende rekening had gehouden met de rechten van inheemse Sami-boeren wier rendieren in het gebied grazen. We moeten dus goed nadenken over de manier waarop we de energietransitie vormgeven en vooral over hoe we voorkomen dat een ontwikkeling die zo cruciaal is voor het tegengaan van klimaatverandering tegelijkertijd negatieve gevolgen heeft voor mens en natuur. Daar zet ik mij als wetenschapper graag voor in.

 

 

Deel via: