Wat als we de verzorgingsstaat opnieuw mochten opbouwen?

Bestaanszekerheid is hét thema tijdens de Tweede Kamer verkiezingen van 2023. En alhoewel er verschillende (politiek) gekleurde interpretaties zijn van wat de term behelst, kan er op zijn minst onder geschaard worden dat mensen – in verschillende omstandigheden – ‘zeker moeten kunnen zijn van hun bestaan’, door middel van voldoende inkomen om zichzelf en gezinsleden te voorzien in voedsel, huisvesting, zorg en de mogelijkheid onderdeel te zijn van de maatschappij.

De verzorgingsstaat is in haar kern het antwoord op de roep om bestaanszekerheid. Bij ouderdom, na ongevallen en bij ziekte of een arbeidsbeperking, bij het verlies van werk of inkomsten is de staat- of een door de staat gereguleerde verzekering – er om in de zekerheid van het bestaan te voorzien door middel van een maandelijkse uitkering. In aanvulling bieden sociale voorzieningen zoals zorg, re-integratie en (om)scholing, kinderopvang en sociale woningbouw op andere domeinen dan het inkomen bestaanszekerheid.

De verzorgingsstaat als een onontwarbare kluwen van regels

De verzorgingsstaat is in de loop van de jaren steeds meer toegesneden op specifieke situaties; aparte uitkeringen, toeslagen en regelingen bedienen precieze doelgroepen en regelen de uitzondering op de algemene gevallen. Bureaucratie, controle mechanismen en sancties controleren en beheersen de rechtmatigheid van de uitkeringen. Uitvoeringsinstanties en lokale overheden organiseren dat een uitkeringsgerechtigde kan aanvragen en ontvangen, óf terugbetalen en ‘iets terug kan doen’. Al deze stappen hebben de verzorgingsstaat tot een complex bouwwerk gemaakt van wetten en regelingen die rechten en plichten regelen. Maar inmiddels hebben weinigen nog het overzicht, maakt de overheid aan de lopende band fouten en weten burgers zelfs nauwelijks de weg te vinden in bureaucratische doolhoven. Meer en meer komt dit aan de oppervlakte; in diep beschamende schandalen zoals het toeslagenschandaal, en ook in het voorbeeld van de boodschappenboete in Wijdemeren. Maar het slaat ook neer in institutioneel wantrouwen; wantrouwen in de overheid en de politiek. En het leidt zelfs tot angst en weigering om gebruik te maken van die verzorgingsstaat; om maar niet in de problemen te komen. Ook vanuit de verzorgingsstaat zelf is er inmiddels een luide roep om het stelsel te vereenvoudigen.

Die stapeling van wetten en regels is echter een lastig te veranderen pad. Institutionele pad-afhankelijkheid is een wetenschappelijke theorie die stelt dat, speciaal in verzorgingsstaten, elke stap wordt bepaald door de vorige. Afwijken van het institutionele pad is niet onmogelijk, maar ingewikkeld en leidt dan zelden tot revolutionair andere systemen. Als verzorgingsstaten dan afwijken, dan is het een gradueel pad van versobering en verdere regulering.

Wat als we opnieuw mochten beginnen?

Zo nu en dan verzucht er eens iemand; wat als we nu helemaal opnieuw mochten beginnen? Wat als we ons solidariteitssysteem van onderop konden opbouwen en opnieuw mochten vormgeven?

Hoe zouden we dan beginnen? Beginnen we achter de veil of ignorance van John Rawls, waarin we onze posities in ons leven niet kennen en we een systeem van rechtvaardigheid ontwerpen zonder te weten waar we zelf terecht komen? Of kiezen we voor een systeem van egalitarisme, dat uitgaat van het compenseren voor ongelijkheid in capaciteiten (basic capability equality)?

En als we dan verder bouwen; welke ‘deservingness principes’ (de principes die bepalen of we vinden dat iemand recht heeft op onze steun) laten we dan leidend zijn in ons sociaal beleid? Willen we sterke waarde hechten aan wederkerigheid of dat principe juist minder mee laten wegen? En hoe belangrijk vinden we eigen verantwoordelijkheid? Richten we ons vooral op behoeftigheid (lage inkomens), of vinden we het belangrijk dat iedereen wat te winnen heeft bij het solidariteitssysteem en gaan we voor universele regelingen (zoals bijvoorbeeld het pensioen voor iedereen ouder dan 67 [AOW])?

En als we daar dan uit zijn, begint het moeilijkste werk; hoe richten we onze uitvoering in? Hoe realiseren we een rechtvaardige verdeling, zonder dat het complex wordt? Hoe zorgen we voor ‘de menselijke maat’ zonder voor elke situatie een aparte regel te ontwerpen? Hoe voorkomen we misbruik, zonder hardvochtige sancties op te leggen? Hoe zorgen we dat het draagbaar is financiële maar vooral in morele zin? En hoe zorgen we dat burgers zelf grip houden op het systeem; door mee te denken, mee te praten, mee vorm te geven en te beslissen? Door het solidariteitssysteem te democratiseren tot in haar wortels.

En noemen we dit nieuwe solidariteitssysteem dan nog ‘verzorgingsstaat’ of liever participatiemaatschappij? Of beter iets anders?

Experiment Utopia

Een geweldig en utopisch onderzoeksproject zou zijn om met een (zeg middelgrote) samenleving zo’n nieuw solidariteitssysteem uit te denken en opnieuw op te bouwen, van onderop, en vervolgens uit te testen en te verbeteren. Te beginnen bij de rechtvaardigheidsprincipes waarop het gestoeld moet zijn, tot de concrete uitvoering waarin oplossing voor beleidsdilemma’s worden geoptimaliseerd. Het zou een (op)nieuw ontwikkelde samenleving zijn; zoals Utopia, omschreven in het boek van Thomas More uit 1516 (niet naar de ‘reality-show’ van Talpa) waarin een gemeenschap ervoor kiest om een nieuwe samenleving op te bouwen volgens zelf ontwikkelde principes van gelijkheid, broederschap, collectiviteit en soberheid. Hoe zien die nieuw ontwikkelde sociale instituties eruit? Zijn ze ‘beter’ dan ons huidige stelsel instaat om bestaanszekerheid te realiseren? En zo ja, hoe kunnen we bestaande instituties omvormen in die richting? Hoe verleggen we het institutionele pad richting rechtvaardigheid en eenvoud?