Van risicosamenleving naar crisissamenleving

In 2022 staat in vele landen het vertrouwen in overheid en politiek onder grote druk. Het is een tijd van oplopende en samenballende urgente problemen rondom lokale en landelijke probleemdossiers maar ook  internationale bronnen van zorg: geopolitieke spanningen, vluchtelingenstromen, klimaatverandering en de hijgende adem van economische recessie, maatschappelijke polarisatie en tweedeling.

Turbulente samenlevingen lijken in een nieuwe fase te zijn aanbeland. Nog niet zo lang geleden sprak de socioloog Ulrich Beck over de “risicosamenleving” als een samenleving ingericht rondom “de enscenering van het risico”: we anticiperen op de ramp die zou kunnen gebeuren. Volgens Beck kijken we in onze zoektocht naar de verloren zekerheid naar de overheid als verlosser. Ik heb het gevoel dat deze risicosamenleving achter ons ligt en sluipenderwijs is overgegaan in een “crisissamenleving” waarin we, onder hoogspanning, moeten anticiperen op urgente, weerbarstige problemen die over elkaar tuimelen en elkaar versterken. Deze problemen noemen we crises, we benaderen ze als crises en daarmee maken we ze tot crises. Ze zijn gecreëerd in taal, maar ook door collectieve gedragspatronen waarin altijd sprake is van een dreiging voor iets of iemand.

In de crisissamenleving worden we niet alleen opgeschrikt door “acute crises” – die ten minste nog het voordeel hebben dat er geen discussie is over dreiging en urgentie. Er voltrekken zich ook “sluimerende crises” waar dit anders ligt. Er zijn geen krachtige beelden van dood, vernietiging of lijden die mens en samenleving in beweging brengen. Het smeult, maar blijft klein. Signalen leggen het af tegen meer dringende kwesties, tot overduidelijk is dat er iets mis is, dat er gedupeerden zijn en uitkomt dat betrokkenen zich bewust hebben ingezet om het klein te houden. Collectieve verbijstering volgt. De risico- en gevolgbestrijding herpakt zich, toont zich zelfs schuldbewust. Daarna volgt de gebruikelijke overschatting van het vermogen van de uitvoeringspraktijk en een onderschatting van de taaiheid van de problemen.

Naast de acute variant zijn sluimerende crises aan de orde van de dag in de crisissamenleving. Ze gedijen het best in een klimaat waarin politiek, bestuur en beleid, een lange termijn visie ontberen, het niet goed aandurven om onvermijdelijke impopulaire keuzes te maken en dus afwachten. Dat oogt ook aantrekkelijk. Offers in het hier en nu doen direct pijn, de toekomst is altijd onzeker, maar veilig onzeker, vreemd en ver. Daar kun je je over opwinden, maar de kiezer denkt precies zo, je kiest de leider die bij je past. We creëren crises samen en maken ons vervolgens boos en verdrietig.

Terwijl de tijd verstrijkt, krijgen gedupeerden van zowel de acute als de sluimerende crisis te maken met een chronologische stapeling van risico’s, stress en problemen: de (aanhoudende) dreiging, (toename van) verlies, schade en procedurele last, gebrek aan erkenning, hoop en perspectief. Een voorspelbaar obstakel is dat overheden en instanties de ellende van gedupeerden niet in zijn totaliteit overzien. Zoals gezegd, de opbouw van problemen voor gedupeerden gaat geleidelijk, maar vormt een verwarde en verwarrende kluwen van problemen in de leefwereld. De gecompartimenteerde systeemwereld verdeelt de aandacht voor die kluwen over vele kamers en gebouwen met eigen aandachtsgebieden, wat de kans vergroot dat ze verkokerd en gefragmenteerd worden geanalyseerd en aangepakt. Een recept voor ellende.

De crisissamenleving herbergt meerdere ingewikkelde, voortdurende crises waar dit recept dagelijks voelbaar is voor gedupeerden en overheden op de proef stelt. Het raakt niet alleen gedupeerden, het raakt ons ook collectief. Zo groeit het inzicht dat de redding niet vanzelf vanuit de versnipperde, met zichzelf in de knoop liggende overheid gaat komen. We zijn kinderen die op grote schaal ontdekken dat onze ouders niet perfect zijn.

Als klap op de vuurpijl lijkt het erop dat de crisissamenleving méér is dan een optelsom van elkaar versterkende crises. Het oogt als een samenleving in crisis waarin mensen met hooggespannen verwachtingen – opgegroeid in een context van veiligheid en welvaart, toegenomen individualisering en focus op geluk en genot – sneller uit het veld zijn geslagen als het (relatief) tegenzit. Internationale studies onderbouwen deze kwetsbaarheidsparadox.

Maar laten we niet somberen. Misschien maakt de crisissamenleving ons juist sterker omdat we gewend raken aan tegenvallers en onze verwachtingen bijstellen. Landen als Nederland en België scoren nog steeds gunstig op vrijwel iedere internationale ranglijst die aangeeft hoezeer een samenleving in staat is om met rampen om te gaan. Er ligt weliswaar een stevige opgave, maar ons vertrekpunt is gunstig. Al moeten dan niet alleen overheden aan de bak, iedereen moet aan zichzelf werken. Binnen de crisissamenleving zijn we allemaal veroorzakers die tegensputteren met het opgeven van problematische gewoonten. Denk aan niet-essentiële consumptie en productie in relatie tot klimaatverandering. We zijn in dat licht ook ongewild gedupeerden: dragers van risico’s en gevolgen. En op onze beste momenten zijn we ook potentiële risico- en gevolgbestrijders die bijdragen aan de oplossing.