Wetenschappelijk advies in tijden van corona

Beleidsmakers vragen wetenschappers vaak om advies. Ik ben wetenschapper. Als ik advies geef, is dat dan wetenschappelijk advies? Deze vraag heeft de afgelopen jaren aan relevantie gewonnen omdat wetenschappelijk advies een belangrijke plaats heeft gekregen in de maatschappelijke besluitvorming rondom het coronabeleid.

Een van de manieren om die vraag te beantwoorden is door het concept wetenschappelijk advies uit elkaar te rafelen in “Wat is wetenschap?”, “Wat is advies?” en “Wat betekent dan de combinatie van die concepten?”. Ik zal hier betogen dat deze aanpak ons niet veel verder helpt, en daarna stel ik een alternatieve aanpak voor.

Er bestaan vele invullingen van het concept wetenschap. Een populaire invulling is dat wetenschap gebaseerd is op onderzoek volgens een wetenschappelijke methode. Die methode verschilt vervolgens per vakgebied. In veel vakgebieden wordt observationeel onderzoek als minderwaardig gezien ten opzichte van experimenteel onderzoek. Is er alleen observationeel onderzoek beschikbaar, dan stellen wetenschappers uit die vakgebieden dat de relatie nog onvoldoende is aangetoond.

In andere vakgebieden zijn wetenschappelijke vragen niet te beantwoorden met experimenten, bijvoorbeeld omdat het onthouden van uitkeringen aan chronisch zieken als onethisch wordt beschouwd. Het effect van die uitkeringen moet daarom observationeel worden onderzocht. Wanneer de best mogelijke methode bij de best beschikbare data is gebruikt, dan spreken wetenschappers uit dit vakgebied van een goede studie.

Komen beide groepen wetenschappers elkaar tegen dan is het bonje. Grootschalige gedrags-experimenten met mondkapjes bleken niet haalbaar, observationeel onderzoek wel. Wetenschappers die gewend waren met experimenten te werken wezen het observationele onderzoek af. Zo werd de werkzaamheid van mondkapjes lange tijd betwist.

Onenigheid onderling is voor wetenschappers normaal een bron van energie en inspiratie. Toch werd die onenigheid tijdens de coronacrisis als probleem ervaren. Dat had te maken met de invulling van het begrip advies.

Advies is primair het geven van raad. Geven wetenschappers beleidsadvies, dan vatten ze in de regel vanuit hun vakgebied samen welke consequenties ze van keuzes verwachten. Ze geven van elke consequentie aan hoe zeker ze zijn van hun verwachting, en onderbouwen dat met onderzoek. Wanneer dat advies is omgeven met onzekerheid dan krijgt dat advies veelal weinig gewicht.

Ondanks grote onzekerheden kreeg wetenschappelijk advies bijzonder veel gewicht. Kabinetsleden gaven voor camera aan dat zij het wetenschappelijk advies “onverkort” overnamen. Dat zeiden ze niet ééns, maar telkens. Ze gaven dat niet alleen aan het begin van de crisis aan, maar ook na 1,5 jaar. Het Nederlands coronabeleid werd bepaald door “wetenschappelijke adviseurs”.

Die adviseurs werden daarmee medeverantwoordelijk voor beleidskeuzes met ingrijpende consequenties. Het ging over leven en dood, over rijkdom en armoede en over persoonlijke vrijheid. Bij gebrek aan wetenschappelijke kennis moesten de wetenschappelijke adviseurs deze ‘keuzes’ maken op basis van hun begrip van de materie, de maatschappelijke gevolgen en hun weging daarvan. Dat waren dezelfde adviseurs die voor camera veronderstelden dat carnaval veelal in kleine groepen wordt gevierd…

Afgezien van de vraag of de gemaakte keuzes de juiste waren, kunnen we vaststellen dat voor vele individuele burgers deze keuzes dramatisch uitpakten. Er ontstond woede en frustratie, en die werd deels gericht op de wetenschappelijke adviseurs. Wetenschappers werden bedreigd – en waren dat niet gewend. Toch was dat niet vreemd want ze werden door de politiek op de stoel van de politiek gezet.

Resumerend werd het begrip wetenschap opgerekt door ingrijpende beleidsmaatregelen te adviseren zonder de grote onzekerheden te benadrukken. In die (bijvoorbeeld OMT-)adviezen werden onzekerheden, waarden en belangen uitgeruild, terwijl dat politieke keuzes zijn. Wetenschappers gingen daarmee verder dan het geven van wetenschappelijk advies, en dat advies kreeg een te groot gewicht waardoor het een politiek advies werd.

Deze rolvervaging is primair een politieke keuze geweest omdat het OMT deze rol van de politiek kreeg, waarmee de politiek haar eigen verantwoordelijkheid ontliep. Voor wetenschappers was dit een ongebruikelijke situatie. In de meeste gevallen krijgt wetenschappelijk advies volgens wetenschappers te weinig gewicht in de maatschappelijke besluitvorming.

Deze situatie stelt wetenschappers dan ook voor nieuwe vragen. Niet alleen wat wetenschappelijk advies is, maar ook wat het niet is. Wetenschappelijk advies vraagt van de betreffende wetenschapper een goed beeld van de kennis en de onzekerheid van die kennis van het eigen vakgebied. Wanneer advies gevraagd wordt buiten het eigen vakgebied, dan is het van belang dat te herkennen en te benoemen. En wanneer gevraagd wordt om waarden en belangen uit te ruilen, dan is grote terughoudendheid op zijn plaats. Wetenschappers zijn immers geen gekozen vertegenwoordigers van het volk.