Bob de Graaff, emeritus hoogleraar intelligence en security studies van de Universiteit Utrecht, heeft, nu na zijn pensioen, een droomproject:
Ik heb een nog omvangrijker project voor ogen dan ooit: een wereldgeschiedenis van intelligence, ofwel van het leveren van vooruitziend vermogen aan besluitvormers en het helpen bij het beïnvloeden van mensen en situaties in hun voordeel.
Nu bestaan er inmiddels zo’n twee dozijn wereldgeschiedenissen van intelligence of spionage, maar geen daarvan kan mij bevredigen. Ze zijn namelijk te beperkt in tijd en in ruimte om met ere de titel ‘wereldgeschiedenis’ te kunnen dragen. Zo sprinten veel van die geschiedenissen in minder dan honderd bladzijden naar de negentiende eeuw, waarna ze vervolgens nog honderden bladzijden wijden aan de laatste 150 jaar. De opsommingen tot aan de negentiende eeuw hebben vaak een tamelijk obligaat karakter: een paar spionageverhalen uit de Bijbel, een paar uit de klassieke oudheid en dan in één ruk door naar de zestiende eeuw. De Middeleeuwen krijgen meestal geen of weinig aandacht. Daarbij concentreren deze wereldgeschiedenissen zich voornamelijk op Europa en de Verenigde Staten en zijn ze dus bepaald niet mondiaal te noemen.
Lees hier zijn hele antwoord op ‘de jaarlijkse vraag’.