We moeten veel meer gaan denken in termen van: “ik kan”, in plaats van: “ik denk”, stelt filosofe Jenny Slatman in haar nieuwe boek ‘Nieuwe lichamelijkheid’. De scheiding tussen geest en lichaam is kunstmatig en door de scheiding van lichaam en omgeving krijgt niet iedereen de beste zorg. Een pleidooi om mens-zijn op te vatten als het bestaan temidden van sociale en fysieke relaties, in plaats van een individueel bestaan.

“De rode draad in mijn werk is lichaam en lichamelijk. Ik ben eerst opgeleid tot fysiotherapeut, studeerde daarna filosofie. Vervolgens ging ik ook antropologie en cultuurwetenschappen gebruiken bij mijn studies naar het lichaam en lichamelijkheid. De laatste jaren heb ik mij voornamelijk beziggehouden met de betekenis van lichamelijkheid in de gezondheidszorg. In de westerse gezondheidszorg staat de dualiteit centraal tussen lichaam en geest. Mijn hypothese is dat die artificiële scheiding ervoor zorgt dat veel gezondheidsproblemen in onze maatschappij – zoals obesitas, onverklaarbare klachten en depressie – zo ontzettend veel voorkomen en maar matig aangepakt worden. In mijn nieuwe boek dat het sluitstuk is van mijn VICI onderzoekproject (Mind the Body: Rethinking embodiment in healthcare) gefinancierd door de NWO ga ik dieper in op die eenzijdige kijk binnen onze gezondheidszorg.”

Slatman ziet een lijn van de manier waarop in de negentiende eeuw de anatomie zich ontwikkelde, de zoektocht naar ‘ziekte’ in het lichaam, het individualisme dat daaruit voortkwam – en het wetenschappelijke racisme -, de statistiek die een ‘normaal’ lichaam definieerde, naar het beeld van ‘het lichaam’ als een wit lichaam van een man.

“En dan stuit de zorg ook op diagnoseproblemen voor mensen met bijvoorbeeld vage klachten zoals rugpijn en chronische vermoeidheid, waarvoor na onderzoek geen duidelijke oorzaak is. Wat er dan gebeurt is interessant: medici wijten zulke klachten vaak aan psychische oorzaken. Op dat moment ontstaat er een lichaam-geest dualiteit in de praktijk: als we geen enkele ziektehaard in het lichaam kunnen vinden, dan moet het wel iets psychisch zijn. Cognitieve gedragstherapie (CGT) is dan vaak het antwoord dat mensen individualiseert door ze te reduceren tot hun denkkracht. Deze psychologisering sluit naadloos aan bij de huidige neoliberalistische tijdgeest: als jij een probleem hebt dat niet te verklaren is vanuit een fysieke ziektehaard, dan moet je zorgen dat je je negatieve gedachten daarover verandert in meer positieve gedachten.”

Lees het hele interview op de site van Tilburg University.

https://twitter.com/ebereillustrate