De populariteitsgraad van personages door de tijd heen, of in een bepaalde periode, is een prachtige indicatie voor wat er in een specifiek tijdsgewricht gaande is. Een mooi voorbeeld is het historisch wisselende belang van de personages Hector, Achilles, en Odysseus. De eerste behoort in de middeleeuwen tot de ‘neuf preux’; de negen grootste helden uit de geschiedenis, naast Alexander de Grote en Julius Caesar. In de vroegmoderne periode neemt Achilles het voortouw, Hector wordt zijn slachtoffer, Odysseus mag figureren omdat ie slim genoeg is in de verklede Achilles de man te herkennen. Zelf moet Odysseus het doen met enkele kernpassages uit zijn verhaal. Maar in de twintigste eeuw is het Odysseus die het podium neemt: de zwerver, de intrigant, de bedrieger, de sluwe vos, de afwezige vader, de wreker, de ondernemer, die – hoe bevredigend – op het eind zijn kasteel weer tot huis maakt door de ongewenste gasten daaruit te jagen. Een vergelijkbare wisseling treedt op tussen Vondels Gysbreght en Lucifer. Waar Gysbreght, deugdzaam, de hoofdrol mag hebben gedurende meer dan drie eeuwen, is Lucifer overduidelijk de held van onze tijd: de opstandige, de verongelijkte, de revolutionair, de onrustige, de kwade, de onthuller, de bevlogene, de mediaheld – en slachtoffer van omstandigheden die hem in een inferieure positie plaatsen.
Frans-Willem Korsten magistraal over Lucifer op Neerlandistiek.
