Waar bent u anders over gaan denken?

Vorige week was ik in Sierra Leone, één van de armste landen van de wereld. Het merendeel van de beroepsbevolking probeert een kostje bij elkaar te sprokkelen in de kleinschalige landbouw, en dat lukt vaak maar ten dele. Sierra Leone exporteert vooral mijnbouwproducten, landbouwproducten en vis. De mijnbouw is een zaak van buitenlandse multinationals en de niet-duurzame visserij voor export wordt bedreven door buitenlandse schepen, met name uit Azië. De binnenlandse handel in producten als cacao en koffie is stevig in handen van Libanese handelaren, en meer dan 90% van de export van cacao wordt verzorgd door een enkel Nederlands bedrijf.

Hoe kan een land zich economisch ontwikkelen als de belangrijkste sectoren gedomineerd worden door bedrijven van buiten, en de winsten dus voor het grootste deel uit het land wegvloeien? Hoe kan een land als Sierra Leone op termijn de rekening van zijn importen voldoen als de buitenlandse valuta verkregen met de uitverkoop van natuurlijk kapitaal vooral aan buitenlandse investeerders toevallen?

Ik bezocht Sierra Leone in verband met een pluimveeproject dat we proberen op te starten. Op dit moment importeert Sierra Leone ongeveer 85% van de eieren en het kippenvlees dat geconsumeerd wordt. Dat is eigenlijk raar. Schaarse buitenlandse valuta worden gebruikt om goederen te importeren die Sierra Leone prima zelf zou kunnen produceren. De meerderheid van de huishoudens op het platteland heeft een paar kippen lopen rond het huis, maar er is nauwelijks sprake van een commerciële pluimveesector die produceert voor de markt. Een belangrijke reden is dat het moeilijk is voor lokale producten om te concurreren met het goedkope importvlees (vleugeltjes en drumsticks). Dit zijn feitelijk restproducten van de industriële Europese pluimveesector.

Al met al lijkt Sierra Leone behoorlijk klem te zitten. De export is in handen van buitenlandse bedrijven, binnenlandse bedrijven kunnen op de lokale markt nauwelijks concurreren met bedrijven van buiten, en het is een illusie te denken dat Sierra Leone binnen redelijke termijn de concurrentie met Chinese en Vietnamese bedrijven aan kan op de wereldmarkt van (simpele) industriële goederen. Het pad naar ontwikkeling dat de rest van de wereld doorlopen heeft (van landbouw naar industrie naar een dienstensector) lijkt niet toegankelijk voor de meeste Afrikaanse landen. Industrialisatie wordt in de kiem gesmoord, en het zogenaamde ‘structurele transformatieproces’ komt nauwelijks van de grond. Economen spreken soms hoopvol over leapfrogging van landbouw naar diensten, maar niemand weet precies wat hiermee wordt bedoeld voor een land als Sierra Leone.

Sinds de jaren 80 van de vorige eeuw wordt het denken over economische ontwikkeling beheerst door een geloof in de heilzame werking van markten. Op korte termijn wordt de welvaart van met name stedelijke consumenten vergroot door de invoer en consumptie van goedkope kip. Maar als ik me probeer voor te stellen hoe Sierra Leone er over 25 jaar voor staat, dan ontstaat een ander beeld. De bevolking groeit door, de ijzererts en visvoorraden raken op, en de steden groeien in het wilde weg alle kanten op. De markt gaat hier weinig soelaas bieden, vrees ik. In plaats daarvan is een flinke dosis overheidsingrijpen in de markt nodig.

Ik ben mede door mijn ervaringen in Sierra Leone anders gaan denken over de rol van de overheid in ontwikkeling, en over de noodzaak om internationale handel te reguleren met als doel om economische ontwikkeling op de middellange termijn re realiseren. De meeste Afrikaanse landen kunnen niet concurreren op de wereldmarkt voor industrieproducten, maar er is geen reden waarom het niet meer landbouwproducten produceert voor regionale consumptie – bijvoorbeeld vers kippenvlees en eieren voor de binnenlandse markt en die in buurlanden. Er is ook geen reden waarom het niet meer waarde kan toevoegen aan zijn primaire producten voor de wereldmarkt door binnenlandse verwerking. Op dit moment verdwijnt de cacao en koffie als onbewerkte grondstof uit Sierra Leone, en wordt het meeste geld aan deze producten dus elders in de wereld verdient (waaronder in Nederland). Dit kan verholpen worden door het instellen van exporttarieven op onbewerkte producten en importtarieven op producten van buiten die economische groei in strategisch gekozen sectoren in de weg staat. Zorgvuldig uitgedacht en uitgevoerd handelsbeleid kan leiden tot een industrialisatieproces gebaseerd op producten uit de landbouwsector. Uiteraard vraagt het zorgvuldig uitdenken en uitvoeren van handelsbeleid het nodige van de overheid, en hier kan de overheid van Sierra Leone dus wel enige hulp gebruiken.

Mijn ‘nieuwe denken’ is eigenlijk behoorlijk ouderwets, en grijpt terug op de theorie van importsubstitutie waarmee in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw op grote schaal geëxperimenteerd is, met name in Latijns Amerika. Het is uit de mode geraakt en was in het verleden ook geen overdonderend succes in de meeste landen. De World Trade Organization staat niet te springen van enthousiasme als strategisch handelsbeleid ter sprake komt, en verwerkers en exporteurs uit andere landen zullen zich verzetten tegen initiatieven die hen marktaandeel en geld kosten. Dat is allemaal jammer, maar het bevorderen van economische ontwikkeling en werkgelegenheid in Afrika lijkt me nu belangrijker. Ik zie geen ander pad vooruit.