Simulacra, simulaties, en de gefantaseerde lezer
Ik was uiteraard rijkelijk verbaasd toen ik begin 2024 op mijn bureau letterlijk een blanco cheque vond. Er zat een kort briefje bij: “Maak je dromen waar,” stond erop, meer niet.
Nu, in 2030, is dat alweer zes jaar geleden. Het was de tijd waarin mensen van verbazing over elkaar struikelden als ze zagen wat artificiële intelligentie kon doen. Plotseling had het geleken alsof kunstschilders, communicatiemedewerkers, programmeurs – ja wie eigenlijk niet? – overbodig waren. In seconden spuugden computers korenvelden in de stijl van Van Gogh uit, nauwelijks van echt te onderscheiden. Ze schreven krantenartikelen sneller en nog vaak beter dan journalisten. En ze maakten van elke manager die zich eerder door nieuwjaarstoespraken strompelde en struikelde een volleerde Vondel.
Ik was op dat moment vooral geïnteresseerd in de ‘large language models’ die de motor waren onder de meer talige kanten van de hype. Dat waren in wezen vrij domme maar krachtige machines die alle teksten hadden gelezen die digitaal beschikbaar waren, oftewel ettelijke miljarden pagina’s aan tekst. Ze lepelden na al dat trainen met groot gemak een nieuwe tekst op. Over, bijvoorbeeld, goede beeldcompositie in fotografie, of het nut van openbaar vervoer. Als je een hyperparameter meegaf zoals ‘in de stijl van Marieke Lucas Rijneveld’, deden ze dat ook nog in een acceptabele stijl, simpelweg omdat ze voor elk woord ooit geschreven wisten hoe waarschijnlijk het was dat het op een willekeurig ander woord zou volgen. Deze ultieme imitatieauteurs waren de werkelijkheid geworden nachtmerrie van de allang overleden Baudrillard, maar voor veel bedrijven en burgers waren ze duidelijk ook een natte droom.
Maar ik was eigenlijk niet zo geïnteresseerd in het automatisch maken van teksten. Ik wilde vooral lezers maken. Of in ieder geval namaken. Want ondanks een flinke eeuw literatuuronderzoek wisten we eigenlijk nog steeds niet goed wat lezers van literatuur bezighoudt. Uit veel kwalitatief en veel schaarser kwantitatief onderzoek kwamen wel wat vermoedens natuurlijk, maar Karel van het Reves venijnige maar terechte kritiek uit 1979 – dat de literatuurwetenschap haar vak niet verstond – stond nog steeds kaarsrecht.
Ja, we wisten dat stijl een rol speelde, wat stijl dan ook mocht zijn. En thematiek, en plot. Zulke zaken konden we min of meer berekenen uit vijfhonderdduizend online reviews en twintigduizend digitale romanteksten die met veel pijn en moeite verzameld waren. Maar we wisten ook dat er honderden andere factoren waren die de ‘impact’ van romans bepalen. Marketing om te beginnen. Maar ook de titel, en de kaft. De auteur natuurlijk. En de mening van een kennis die dat boek ook gelezen had. Vooral lezers zijn lastig. We weten hoegenaamd niets van lezers. We weten niet wat ze eerder gelezen hebben, we weten bijna niets van hun interesses, achtergrond, beroep, demografie, en ga zo maar door.
Maar goed, toen was er dus die cheque.
Nu, in 2030, is het simuleren van hele bevolkingsgroepen tot in de kleinste details bijna zo normaal als het kopen van een brood vroeger was. De AI van 2023 bleek enkel maar de eerste stap naar veel krachtigere modellen die alleen mogelijk werden doordat kwantum-computing de ‘wet’ van Moore in stand hield, en die zelfs exponentieel versnelde. Tegenwoordig kunnen we vrij eenvoudig mensen, hun levenswandel, hun leeshistorie en -voorkeuren simuleren. We kunnen daardoor nu ook simulaties draaien waarin we het effect van verschillende literaire ontwikkelingen op lezers kunnen onderzoeken, hun emoties, de ontwikkeling van hun smaak. En ja, ook hun specifieke koopgedrag, want dat vinden de uitgeverijen dan weer interessant.
In 2023 was dat allemaal verre van mogelijk. De computerkracht, de nodige datacapaciteit, zelfs alleen al de energie die met de oude computertechnieken nodig zou zijn, zouden dergelijke projecten onmogelijk maken. Simulaties van die omvang waren hoogstens het onderwerp van een sciencefictionroman van William Gibson.
Natuurlijk zijn die simulaties de we nu in een paar minuten laten doorrekenen niet de werkelijkheid. Maar ze komen wel verschrikkelijk dichtbij. We weten dat omdat we ook historische simulaties kunnen draaien waarbij we zien dat de ontwikkelingen zich hetzelfde voordoen als we ze kennen uit de geschiedenisboeken.
Zoals bekend hebben die resultaten voor veel filosofen de vraag weer actueel gemaakt in hoeverre ons bestaan deterministisch is. Als we de maatschappij vrijwel één-op-één kunnen simuleren als een soort werkelijkheid geworden Borgesiaanse kaart, hoe gaan we daar dan mee om? We weten dat de natuur op kwantumschaal niet deterministisch is, maar op de schaal van menselijke gedrag… Die simulaties gaan een paar ethische kwesties opleveren. Maar afijn, dat is een ander onderwerp.
Voor mij was het natuurlijk fijn om die cheque in 2024 te vinden. Welke geesteswetenschapper kan zich immers financieel veroorloven mee te gaan in de ontwikkelingen aan de absolute grens van ons computationeel kunnen? Langzaam maar zeker helpen die eens onmogelijke modellen nu het complex van factoren te ontrafelen dat mensen drijft in het schrijven, lezen en delen van verhalen.