De wetenschap borduurt te veel voort op bestaande kennis, suggereerde onlangs een Nature-publicatie. Drie hoogleraren vinden dat gevaarlijk kort door de bocht.

Volgens auteurs Michael Park, Erin Leahey en Russell Funk, verbonden aan de universiteiten van Arizona en Minnesota, is een publicatie disruptief als die eerder werk ontkracht. Dat lezen ze af aan de mate waarin de voorgangers daarna nog worden geciteerd. Als voorbeeld geven ze de manier waarop Watson, Crick en Franklin afrekenden met Paulings idee dat DNA een driedubbele helix vormt. Ze kwantificeren het met een CD-index die varieert van +1 voor totale disruptie tot -1 voor ‛consoliderend’ werk dat enkel bestaande ideeën versterkt. Voor de physical sciences, waaronder scheikunde, is die index in de beschreven periode gedaald van gemiddeld 0,35 naar 0. Andere takken van wetenschap laten in wezen hetzelfde plaatje zien.

Op Sciencelink reageren Bert Weckhuysen, Hermen Overkleeft en Ben Feringa. Weckhuysen, hoogleraar anorganische chemie en katalyse in Utrecht, denkt dat er wel degelijk iets aan de hand is. ‛Kennelijk doet het systeem iets met ons.’ Maar dat is dus al minstens sinds 1945 aan de gang. Ben Feringa, hoogleraar organische chemie in Groningen, wijst erop dat doorbraken vaak pas veel later als zodanig worden herkend en hij heeft dan ook grote twijfels bij het idee van citaties als graadmeter. Hermen Overkleeft, hoogleraar bio-organische synthese in Leiden, denkt dat wat er nu wordt ontdekt net zo disruptief is, maar op een veel kleiner deelgebied.