Na een grote misstand volgt vaak een onderzoekscommissie. En daarna volgen soms keiharde oordelen. Hoe zorgvuldig zijn die rapporten? Leonard Geluk, promovendus aan de Erasmus School of Social and Behavioural Sciences en Algemeen directeur bij de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten, onderzocht zeven spraakmakende commissies. Hij plaatst kritische kanttekeningen en ziet dat er lang niet altijd sprake is van geloofwaardige onderzoekscommissies met houdbare oordelen.

In zijn proefschrift analyseerde Geluk zeven commissierapporten, onder andere over Vestia, Meavita, ROC Leiden, Inholland en Woonbron (bekend van het SS Rotterdam-project). Hij keek systematisch naar vier onderdelen: de onafhankelijkheid van de commissie, de werkwijze, de normstelling en de onderbouwing. “Wat me opviel: commissies kijken vaak erg smal. Ze focussen op één oorzaak, zoals bestuurlijk falen, en laten andere verklaringen links liggen. Dan krijg je tunnelvisie,” zegt hij. Soms ontstaan problemen door stomme pech of contextuele factoren.”

Volgens Geluk speelt ook een ander mechanisme een rol: de drang naar een helder, overtuigend verhaal. “Een onderzoeksrapport dat zegt: ‘het is een optelsom van verschillende factoren’ is niet wat mensen willen horen,” stelt hij. De media willen een goede kop op de voorpagina, en het publiek hoopt op een schuldige. Dus kunnen er verhalen naar boven komen met een megalomane bestuurder als hoofdpersoon. Terwijl de werkelijkheid vaak een stuk weerbarstiger is. Hij pleit voor een concrete verbetering: namelijk ‘algemene beginselen van behoorlijk commissieonderzoek’.

Lees het hele bericht op de site van de EUR.

Proefschrift Leonard Geluk
Deel via: