Een democratische meerderheid kan beslissen dat een tiran moet regeren

Rutger Claassen

In een voetnoot in hoofdstuk 7 van zijn beroemde hoofdwerk ‘The Open Society and its Enemies’ (1944) munt Karl Popper de ‘paradox van de democratie.’ Hij omschrijft die als ‘de mogelijkheid dat de meerderheid kan beslissen dat een tiran moet regeren.’ Al langer in de Westerse politieke traditie werd het gevaar van de macht van de democratische meerderheid erkend. Zo wees Tocqueville al in de 19e eeuw op het gevaar van de ‘tirannie van de meerderheid’ die een minderheid kan onderdrukken. Popper gaat een stap verder: de meerderheid kan de democratie afschaffen. De democratie is inherent kwetsbaar. De democratische machtsgreep van Hitler lag nog vers in het geheugen. Ook vandaag de dag zien we tirannen democratisch aan de macht komen, en met een beroep op hun meerderheidsmandaat de beslissingen van rechters opzijzetten, ambtenaren ontslaan, journalisten en wetenschappers muilkorven.

Maar de beroemde paradox – zou ik willen stellen – is geen paradox. Het is een echte tegenstelling. Popper accepteert te gemakkelijk de meerderheidsregel als de essentie van democratie. Maar democratie is in de kern collectief zelf-bestuur, waarin elk lid van het collectief gelijk is aan ieder ander. Denk aan een groep vrienden die democratisch een vakantiebestemming kiest. Idealiter kan iedereen zich in de bestemming vinden. Iedereen heeft een veto. De groep zal tot het uiterste gaan om aan besluitvorming bij consensus vast te houden. Dat vereist een mentaliteit gericht op compromis, waarbij iedereen iets moet inleveren, maar iedereen ook iets wezenlijks kan bijdragen.

Groepen wijken van de concensusregel alleen af om pragmatische redenen, wanneer de groep te groot wordt om een consensus te vinden, maar het toch dringend van belang is om een gezamenlijk besluit te kunnen nemen (actie!). De meerderheidsregel is dus een pragmatische afwijking van het ideaal: consensus. Vaak wordt gezegd dat de rol van de ongekozen machten van rechtspraak, ambtenarij en media is om een gezond tegenwicht te bieden aan de democratische politiek. Maar dat vereenzelvigt veel te gemakkelijk de democratie met de meerderheidsregel. Die regel is op democratische gronden imperfect, want een afwijking van het vetorecht dat de principiële gelijkheid van elk lid van de gemeenschap beschermt. Precies daarom is de democratie te kwetsbaar om aan een simpele democratische meerderheidsregel over te laten.

In veel polder-overleggen is de traditie nog steeds om naar consensus te streven. En bij de uitzending van militairen is het in de Nederlandse politiek gebruikelijk om naar een breed draagvlak in het parlement te zoeken, bijvoorbeeld zo rond de 65 à 75%. Zouden we dat niet voor veel meer besluiten moeten vereisen? Zouden partijen dan niet veel meer gedwongen worden om echt met elkaar samen te werken, en zo ieders belangen en ideeën mee te wegen? Het zou het proberen waard zijn. ‘Maar dan komt de boel tot stilstand.’ Misschien. Maar wat zegt dat dan over ons talent tot samenwerken?

De grootste paradox…

Paul van der Velde

Iets vreemds dat mij al jaren opvalt: wij mensen zijn in staat verhalen te bedenken die nooit zijn gebeurd, althans nooit in het echt, nooit ‘echter dan echt’. We kunnen verhalen beginnen met woorden als: ‘Er was eens in een land hier ver vandaan…’Dan weten we meteen dat het een type vertelling betreft waarin het niet vreemd is dat er enkele zinnen verder een vrouw op een bezemsteel rondvliegt; dat is dan de gewoonste zaak van de wereld. Binnen verhalen die met dit soort woorden beginnen roepen we een wereld op die anders is, anders dan de gewone vertrouwde wereld waarin we rondlopen. Het is wat anders als ’s avonds op het nieuws de presentator zou beginnen met de mededeling dat er vanmiddag een vrouw op een bezemsteel rondvloog. Dat kan niet want dat betreft het nieuws. Een vrouw op een bezemsteel bij het nieuws, dat past niet in het patroon van onze dagelijkse werkelijkheid. Dat er toch mensen zijn die zeggen met bomen te spreken, met vogels, ach… En jawel, ikzelf spreek langdurig met katten. Voor mij is dat heel gewoon.

Wij mensen zijn dus in staat ons heel andere situaties in te denken en daarvandaan, vanuit die andere hoedanigheid hele verhalen te vertellen, hele betogen op te bouwen. Historische romans worden geschreven door mensen die nooit echt ooggetuige zijn geweest van wat ze beschrijven. Binnen wat wij fictie noemen, moet dat kunnen; een vrouw kan de persoonlijkheid van een man verwoorden, een man van een vrouw, de schrijver kan het perspectief van een kind innemen, geen probleem. Zou je toch denken.

 

Lees de complete paradoxen hier.

Optische illusie
Deel via: