De sport discrimineert verschrikkelijk, maar dat vinden we gerechtvaardigd, stelt Marjan Olfers, hoogleraar Sport en Recht aan de Vrije Universiteit Amsterdam.

“Sport reflecteert wat er in de samenleving speelt. Neem de discussie rondom gender. Mag een transgender bijvoorbeeld deelnemen aan een vrouwencompetitie? En op welk moment dan wel en op welk moment niet? Dat zijn hele pijnlijke, ingewikkelde vraagstukken. De sport discrimineert überhaupt verschrikkelijk. Zo hebben we nog steeds mannenteams en vrouwenteams. Dat is een onderscheid dat we gerechtvaardigd vinden vanwege de gelijke krachtmetingen. We zouden daar geen onderscheid meer in kunnen gaan maken, maar dan moeten we wel accepteren dat in de atletiek of bij een marathon altijd een man wint. En dat willen we niet.”

“Van de ‘Johan Derksen’ van deze wereld hoor ik dat het [racisme en seksuele intimidatie] erbij hoort, dat het een harde wereld is. Het is altijd van: ‘Ja, ze weten niet wat ze zeggen’, ‘Het waren maar enkele spelers die racistische teksten zongen’, ‘Je moet er ook niet zo zwaar aan tillen’, ‘Sport is nou eenmaal emotie.’ Maar feitelijk is het gewoon goedpraten van ongewenst gedrag.”

“Sport werkt als een vergrootglas en als een speelveld waar dingen uitgevochten en uitvergroot worden. Denk aan de discussie rond Qatar of we daar wel of niet moeten voetballen. Er gaan elke dag vliegtuigen naar Qatar waar vliegtuigmaatschappijen geld aan verdienen. Ook gaan er handelsmissies heen omdat we daar op hoog niveau allemaal handelsrelaties mee hebben. Maar als de sport daar gaat voetballen, dan is het ineens een maatschappelijk issue.”

Interview op VUmagazine.nl.