Maarten Boudry schreef een gastbijdrage voor The Elysian. Het onderwerp was ‘de manier waarop hedendaagse kunst ons tanende geloof in vooruitgang weerspiegelt’:

“Wat een troosteloze vertoning is moderne kunst geworden! Zelfs sciencefiction voelt nu als een catalogus van duizend-en-één nachtmerries. Het is niet altijd zo geweest.

Als we de menselijke vooruitgang willen versnellen, hebben we meer nodig dan briljante wetenschappers en ingenieurs. We hebben ook kunstenaars nodig die de schoonheid en poëzie van de moderne industriële wereld kunnen onthullen – en die zich betere toekomsten durven voor te stellen.”

Boudry’s stuk maakt deel uit van Terraform, een essaybundel over de toekomst van onze planeet. Lees de Engelse versie hier. De tekst is gebaseerd op hoofdstuk 5 van Boudry’s boek Het verraad aan de verlichting.

 

Hoe we ons vooruitgangsgeloof hervinden

‘Echte vooruitgang hangt nauw samen met het geloof van een samenleving dat deze vooruitgang mogelijk is.’ – Albert Schweitzer 

Een Rotterdamse kunstenaar met wie ik bevriend raakte, Daan Samson, maakt sinds 2020 kunstinstallaties die hij ‘welvaartsbiotopen’ noemt. Het zijn werken in verschillende media, met als rode draad de schijnbaar ongerijmde combinatie van ongerept natuurschoon en moderne technologie.

Op zijn tentoonstelling in Amsterdam zag ik bijvoorbeeld een glazen vivarium met schubmieren op een mierenplant, met in het midden een pontificale stalen melkopschuimer van Nespresso, een beetje zoals de mysterieuze zwarte monoliet uit 2001: A Space Odyssey. Een tekening aan de muur toonde een glimmende elektrische droomauto van Mercedes-Benz, ontworpen door de Afro-Amerikaanse designer Virgil Abloh, die schuin geparkeerd staat op een Boliviaanse zoutvlakte, tussen enkele stoere cactussen.

   

Als een echte nuclear bro is mijn favoriete welvaartsbiotoop die met een kleine modulaire kernreactor (smr) van Rolls-Royce, pardoes in het regenwoud van het Congobekken. De gestroomlijnde reactor lijkt op een stalen rups met glimmende schubben, half verzonken in de grond, een beetje zoals de reusachtige zandwormen uit Dune van Frank Herbert. Het is geen slechte uitbeelding van het paradijs zoals ecomodernisten zich dat voorstellen: een extreme verdichting van menselijke technologie – die rups wekt meer energie op dan tientallen vierkante kilometers aan zonnepanelen – omringd door wilde natuurpracht.

Met deze ongewone versmelting stelt Daan Samson een uitdagende vraag. Moeten we kiezen tussen de schoonheid van wildernis en techniek, tussen rijzige sequoia’s en even rijzige wolkenkrabbers? Of kunnen we het beste van beide werelden verzoenen?

Minstens zo opmerkelijk als Samsons kunstwerken zelf waren de reacties uit de kunstwereld. Sommige curatoren en kunstcritici gingen ervan uit dat de welvaartsbiotopen ironisch bedoeld waren. De onderliggende boodschap was vast een subtiele veroordeling van onze consumptiecultuur en van schreeuwerige product placement. Of een aanklacht tegen de bezoedeling van de natuur door mensgemaakte technologie. En er school toch zeker wat kapitalismekritiek in? De kunstkenners konden niet geloven dat Samsons werk een oprechte boodschap bevatte: we hoeven niet te kiezen tussen natuur en welvaart.

In een antwoord op zijn subsidieaanvraag bij de gemeente Rotterdam bestempelde de cultuurcommissie Samsons welvaartsbiotopen als ‘potsierlijk’. De leden van de commissie ‘missen de kritische reflectie’, zo lezen we in het zurige rapport. Liever hadden ze een ‘maatschappijkritische tentoonstelling over welvaart’ gezien. Voor degenen die tot de intellectuele elite van een kapitalistisch land behoren, merkte Joseph Schumpeter ooit op, is het openlijk aan de kaak stellen en veroordelen van het kapitalisme “bijna een vereiste van de etiquette van de discussie”. Als je subsidies wil krijgen, dus belastinggeld afgeroomd van onze kapitalistische economie, dan strekt antikapitalistische kunst tot aanbeveling. Bijten in de hand die je voedt dus. Wie niet onverdeeld negatief is over welvaart en consumptie, krijgt geen financiële steun. Dat zal je leren.

Het optimisme van weleer 

Als vooruitgangsdenker geloof ik niet gauw dat iets vroeger beter was. Dan denk ik eerst aan wat de Amerikaanse journalist Franklin P. Adams ooit zei: ‘Niets is méér verantwoordelijk voor de goede oude tijd dan een slecht geheugen.’ Toch raakte ik er sinds mijn vorige boek over vooruitgang steeds meer van overtuigd dat er écht iets veranderd is in onze cultuur. Pessimisme en doemdenken zijn van alle tijden, maar de afgelopen halve eeuw lijkt het geloof in vooruitgang echt helemaal verdwenen. In de voorbije hoofdstukken zagen we al enkele aanwijzingen. Als je de gloedvolle pamfletten over overvloed voor iedereen van Sylvia Pankhurst en Karl Marx naast de teksten van huidige progressieven legt, is het contrast opmerkelijk. Toch lijkt de vibe shift niet beperkt tot linkse kringen. Ook als je grasduint in de kunst en de populaire cultuur van een eeuw geleden, lijkt het alsof mensen écht blijmoediger waren en positiever stonden tegenover de moderniteit.

Een Zeitgeist valt moeilijk in een grafiekje te gieten, maar één graadmeter is hoe kunstenaars en intellectuelen zich de toekomst voorstellen. Tot aan de moderniteit, zoals we zagen, leefden mensen in een statische wereld, waarbij het heden vooral heel erg leek op het verleden. Religieuze gelovigen keken uit naar het Einde der Tijden, maar niet naar een geleidelijke verbetering van onze aardse conditie. Grofweg vanaf de 17e eeuw werd de gestage groei van kennis en innovatie voor het eerst voelbaar binnen een mensenleven, althans in Europa. Daardoor kreeg de geschiedenis voor het eerst een pijl met een voorwaartse richting. Nieuwe uitvindingen bouwden voort op oude, en de oude gingen niet meer verloren. Dat leidde als vanzelf tot een logische vraag, die schrijvers en kunstenaars zich vrijwel onmiddellijk stelden: als we die pijl doortrekken naar de toekomst, hoe zal de wereld er dan uitzien?

De eerste futurologen waren, niet geheel toevallig, de pioniers van de wetenschappelijke revolutie. Als onze kennis zo explosief blijft toenemen, zo voorspelden zij, dan zullen onze toekomstige kleinkinderen leven in een wereld van overvloedige welvaart, vrijheid en schoonheid. De verlichtingsfilosoof Francis Bacon, die we al enkele keren tegenkwamen, schetste zo’n samenleving in zijn boek Nieuw-Atlantis uit 1626. In dit korte verhaal, postuum verschenen, beschrijft Bacon een samenleving op het fictieve eiland Bensalem in de Stille Oceaan. Centraal in deze maatschappij staat het Huis van Salomon, een soort onderzoeksinstelling die kennis vergaart over de wereld om de levens van de inwoners te verbeteren. Dat sloot helemaal aan bij Bacons eigen filosofische opvattingen over de heilzame rol van wetenschappelijke kennis. De eilandbewoners van Bensalem blinken uit in ‘vrijgevigheid en verlichting, waardigheid en pracht, vroomheid en gemeenschapszin’.

Een ander beroemd boek in dat rijtje van toekomstboeken, waaraan we de naam van het genre zelf ontlenen, is Utopia van de Engelse filosoof en humanist Thomas More. Ook hier gaat het om een mythisch eiland ver weg, dat de naam Utopia draagt. Dat kan je lezen als een woordspeling in het Grieks. Letterlijk betekent het ‘De goede plaats’ (eu-topia), maar ook ‘Geen plaats’ (ou-topia), dus nergens. Strikt gezien gaan de utopische boeken van More en Bacon niet over de toekomst, maar over een denkbeeldige ideale samenleving in het heden. Niettemin beschrijven ze wel een blauwdruk voor een andere en betere samenleving, die we in de toekomst zelf tot stand kunnen brengen.

In de 19e eeuw, toen de industriële revolutie op kruissnelheid kwam, verschenen er talrijke utopische romans die de mensheid een toekomst van universele welvaart en broederschap of zusterschap voorspiegelden. De populairste toekomstroman was Looking Backward van de Amerikaanse schrijver Edward Bellamy uit 1888. Het hoofdpersonage valt in een hypnotische slaap en ontwaakt 113 jaar later, in het jaar 2000, om er de samenleving van zijn dromen aan te treffen. Niemand hoeft nog te werken, alles is gratis, honger bestaat alleen nog in de geschiedenisboeken. De 19e-eeuwse westerlingen lustten er wel pap van: Looking Backward groeide uit tot een van de bestverkopende boeken van de eeuw.

Zo veel vrolijke toekomstmuziek moest natuurlijk een tegenreactie uitlokken. In de vroege 20e eeuw zien we de opkomst van de dystopie, de donkere tegenhanger van de utopie. Niet toevallig doen de beroemdste titels in dat genre een veel luider belletje rinkelen dan Bellamy’s vergeten dromerijen. Over Looking Backward kun je een leuke quizvraag maken, maar de auteurs van Brave New World of 1984 zijn simpele weggevertjes voor de bedreven quizzer (respectievelijk Aldous Huxley en George Orwell). Deze dystopische verhalen waren vaak een bewust antwoord op de eerdere utopieën. Wie probeert om het paradijs op aarde te scheppen, leek de boodschap, zou onvermijdelijk in de hel belanden.

Lange tijd voerden de utopische en dystopische tradities een nek-aan-nekrace. Zeker tot in de jaren 1960 vond je nog optimistische toekomstbeelden bij de vleet. Een van de iconische tv-series uit die tijd was Star Trek, dat zich afspeelt in een hoopvolle en hoogtechnologische toekomst van ruimtereizen. Problemen op aarde zoals armoede en oorlog waren voorgoed opgelost, niet langer geschikt plotmateriaal. De verhaallijnen van Star Trek worden vooral gedreven door nieuwsgierigheid en zucht naar avontuur. Het wijde universum is er een eindeloze ‘new frontier’, een nieuwe grens die aan onze voeten ligt, klaar om te ontdekken. De slagzin van het ruimteschip Enterprise uit Star Trek: ‘Stoutmoedig gaan waar nog nooit iemand is geweest!’ De legendarische televisieserie, in 1966 voor het eerst op de buis, vertolkte het toenmalige geloof in een stralende toekomst en een positieve houding tegenover technologie.

In diezelfde zestiger jaren keken miljoenen mensen ook naar The Jetsons, een futuristische tv-serie waarin mensen rondreizen in vliegende auto’s en op zwevende platformen. Niemand hoeft nog te werken, elk gezin heeft een robot als huishoudhulp, en voor een heerlijke maaltijd hoef je maar op een knopje te drukken. De tv-zender cbs zond in 1967 de serie The 21st Century uit, een hoopvolle blik op de eeuw waarin wij vandaag leven. Beroemd nieuwsanker Walter Cronkite nam de kijker mee op rondleiding in het huis van de 21e eeuw. We zien glimmende keukenrobots, toestellen voor medische zelfdiagnose, en ‘picturephones’ om videogesprekken te voeren. De morele vooruitgang ging iets minder hard, want er stonden wel nog steeds vrouwen achter het fornuis.

In krantenadvertenties beloofden elektriciteitsbedrijven een ‘hogere levensstandaard’ voor de dag van morgen, dankzij een enorme toename van de energieopwekking. Met die overvloedige stroom zouden we ‘vliegende tapijten’ aandrijven op batterijen. Je stapt erop, drukt op een knop en weg ben je. Nooit meer parkeerproblemen! ‘They’re working on it’. In een artikel in The New York Times uit 1966 getiteld ‘Een glimp van de 21e eeuw’ voorspelden vooraanstaande wetenschappers een wereld zonder woestijnen, zonder smog en zonder industrieel lawaai. We zouden met 25 tot 50 miljard zijn en in ongekende weelde leven, dankzij atoomenergie en andere futuristische technologie. Die vertienvoudiging van de wereldbevolking werd gezien als hoopvol, niet als een nakende catastrofe. Ook de filmklassieker van Stanley Kubrick uit 1968 die ik eerder al vermeldde, 2001: A Space Odyssey, ademde dat geloof in de verheffende kracht van moderne technologie uit. Oké, de boordcomputer van het ruimteschip, HAL-9000, slaat op hol en probeert de bemanning te vermoorden, maar uiteindelijk zegeviert het menselijk intellect.

Een halve eeuw later weten we het zeker: de dystopie heeft de utopie verslagen. De sciencefiction van de 21e eeuw is een verhaal van duizend-en-een nachtmerries. Als we niet door kunstmatige intelligentie worden uitgeroeid, dan wel door buitenaardse wezens. Als geen kernoorlog de planeet vernietigt, dan wel een ecologische catastrofe. En als we al deze ramspoed toch overleven, dan komen we zeker terecht in een totalitaire hel. Hetzij een wereld van verknechting en slavernij (de traditie van 1984), hetzij een zielloze genotscultuur waarin een pil of een knop al je verlangens bevredigt (de traditie van Brave New World). Of gewoon het verstikkende tranendal van Soylent Green, waar alles stilstaat—behalve de bevolkingsgroei.

In de toekomst van de populaire filmfranchise The Hunger Games, gebaseerd op de boeken van Suzanne Collins, dwingt een totalitaire wereldregering mensen om tot de dood te vechten in sportarena’s, bij wijze van entertainment. In The Handmaid’s Tale leven toekomstige vrouwen als onderdanige broedmachines in een patriarchale christelijke dictatuur. In de filmserie The Matrix worden mensen door een ras van superintelligente robots letterlijk uitgemolken als levende batterijen. Zij houden de hersenen van hun menselijke slaven zoet met een computersimulatie, een fictieve droomwereld die bekendstaat als ‘The Matrix’. De populaire sciencefictionserie Black Mirror is de vindingrijkste van allemaal, omdat ze in elke aflevering een totaal ander toekomstbeeld schetst. Ik heb het even geturfd: van de 27 afleveringen hoort hooguit eentje in de utopische categorie thuis, met een ongecompliceerd happy ending. Alle overige afleveringen zijn weerzinwekkende schrikbeelden om bij te griezelen, met doorgaans een nieuwe technologie als boosdoener – van virtuele realiteit tot killerdrones, van hersenchips tot surveillancecamera’s.

De lof van vooruitgang

En de andere kunstvormen? Tot halverwege de 20e eeuw was het niet ongebruikelijk voor kunstenaars om de lof te zingen van moderne technologie. De 18e-eeuwse dichter en verlichtingsdenker Erasmus Darwin – grootvader van de beroemde Charles – schreef epische gedichten waarin hij hulde bracht aan stoommachines, graanmolens en hoogovens. Hij voorspelde zelfs de uitvinding van locomotieven en vliegtuigen – en werd daar nog blij van ook. Ook Rudyard Kipling, een van de beroemdste dichters van de 19e eeuw, schreef een ode aan de stoomboot, wiens machtige machines hij vergeleek met een symfonisch orkest.

De Amerikaanse vooruitgangsdenker Jason Crawford verzamelt op zijn website zulke vooruitgangspoëzie uit de oude doos. Je leest er een ode aan het Panamakanaal, een lofzang op grote stuwdammen, een eerbetoon aan de telegraaf en diens uitvinder Samuel Morse. Want waarom zou er geen schoonheid schuilen in menselijk vernuft? ‘Poëtisch, dat is als dingen goed gaan!’, schreef de Britse journalist en filosoof G.K. Chesterton in 1908:

Onze spijsvertering die stil en probleemloos zijn goddelijke gang gaat. Dat is de grondslag van alle dichtkunst. Jazeker, het allerpoëtischt, poëtischer dan de bloemen, poëtischer dan de sterren – het meest poëtische ter wereld is niet ziek zijn.

Ook hier duurt dat optimisme voort tot diep in de 20e eeuw. Sommige lezers hebben er wellicht nog herinneringen aan. In de beeldende kunsten had je bewegingen als art deco, futurisme en popart, die positief stonden tegenover technologische vooruitgang en industrialisering. Op wereldtentoonstellingen kon je kennismaken met de nieuwste snufjes op het vlak van technologie en industrie. Sommige van onze beroemdste gebouwen herinneren aan dat tijdperk: de Eiffeltoren in Parijs (1889) en het Atomium in Brussel (1958) symboliseren het trotse geloof van weleer in het menselijke vernuft. Zelfs in de jaren 30, toen zich donkere wolken samenpakten boven de westerse wereld, kwamen steden als Chicago en New York met hoopvolle wereldtentoonstellingen over vooruitgang. Die in Chicago van 1933 heette A Century of Progress en had als motto: ‘De wetenschap ontdekt, de industrie past toe, de mens past zich aan’. In New York in 1939 vertrokken bezoekers met een vrolijke blauwwitte speldje: ‘Ik heb de toekomst gezien.’ Dat speldden ze nog op hun hemd ook, zonder zich belachelijk te voelen. Na de oorlog bleef dat optimisme nog een hele tijd duren. Walt Disney opende in 1955 zijn themapark Tomorrowland met de gevleugelde woorden: ‘Morgen kan een prachtig tijdperk worden. Onze wetenschappers openen vandaag de deuren van het ruimtetijdperk, naar prestaties die onze kinderen en toekomstige generaties ten goede zullen komen.’

De Amerikaanse muzikant Donald Fagen – bekend als die rare snuiter van Steely Dan – zong in 1957 in het album The Nightfly over dat blakende optimisme ten tijde van het Internationaal Geofysisch Jaar. De Koude Oorlog kende toen zijn eerste dooiperiode, het Oosten en het Westen zouden samen bouwen aan een fraaie toekomst voor de hele mensheid, met behulp van wetenschap:

The future looks bright
On that train all graphite and glitter
Undersea by rail
90 minutes from New York to Paris
What a beautiful world this will be
What a glorious time to be free, oh

Natuurlijk moeten we opletten voor de verleiding om alleen de lekkere kersen te plukken in deze wandeling door de geschiedenis. Dat geeft ook Jason Crawford, onze verzamelaar van vooruitgangspoëzie, ruiterlijk toe. Er waren in de 19e eeuw heus wel gedichten over de ondergang van het avondland en de verschrikkingen van de ‘donkere satanische molens’, zoals de Engelse dichter William Blake de nieuwe fabrieken beschreef. Net zoals er in de Gouden Jaren na de Tweede Wereldoorlog geen gebrek was aan kunstenaars die gruwden van moderne technologie en massaconsumptie. En toch. Mijn kleine teen vertelt me dat cultuurcommissies een eeuw geleden minder vreemd hadden opgekeken van mijn vriend Daan Samson en zijn blijmoedige welvaartsbiotopen. Zoals de Vlaamse cartoonist en kunstenaar Kamagurka ooit zei: ‘Vroeger was de toekomst beter’.

Soms lijkt het wel, verzucht Jason Crawford, alsof de beste toekomst die we ons nog kunnen voorstellen er eentje is waarbij we diverse catastrofes afwenden: ‘klimaatverandering stoppen, pandemieën voorkomen, de ondergang van de democratie afwenden.’ De best haalbare vooruitgang, kortom, is het vermijden van achteruitgang.  Een goede illustratie daarvan is The Ministry for the Future van Kim Stanley Robinson, een van de populairste sciencefictionverhalen van de voorbije jaren over de dreiging van klimaatopwarming. Robinsons boek springt uit de band omdat het één van de zeldzame klimaatromans is met een goede afloop. Alleen beperkt zijn optimisme zich tot het afwenden van de totale ondergang: de planeet wordt net op tijd gered, na enkele tientallen miljoenen klimaatdoden en een reeks aanslagen van klimaatterroristen. De wereld krijgt de planetaire thermostaat weer onder controle en een nieuwe dageraad breekt aan voor de mensheid. Eind goed al goed. Zo beperkt is de verbeeldingskracht van onze ‘utopische’ sciencefiction tegenwoordig.

Percentage van de bevolking dat gelooft dat het de goede kant opgaat met de wereld, in diverse rijke landen. Bron: Our World in Data

Wat gebeurt er met een beschaving die haar geloof in vooruitgang opgeeft? Een theorie is dat we in de val lopen van een self-fulfilling prophecy. Zoals de Frans-Duitse polymath Albert Schweitzer ooit zei: “Echte vooruitgang hangt nauw samen met het geloof van een samenleving die deze vooruitgang mogelijk acht.” Het is moeilijk om de Zeitgeist in de loop van de tijd te meten, maar als je alleen kijkt naar indicatoren als bbp-groei, economische productiviteit en innovatiecijfers, zie je al vrij duidelijke tekenen van stagnatie. De economie groeit nog steeds, maar in een langzamer tempo dan in voorgaande decennia, vooral in Europa. We hebben meer doctoraten dan ooit, maar minder baanbrekende ontdekkingen.

Als mensen hun geloof in vooruitgang verliezen en technologische innovatie niet langer als iets nastrevenswaardigs zien, dan krijg je stagnatie. Mensen zullen zich verzetten tegen nieuwe bouwprojecten, overheden zullen stoppen met plannen voor een stijgend energieverbruik, bedrijven zullen niet langer investeren in onderzoek en ontwikkeling – en kunstcommissies zullen neerkijken op iedereen die iets positiefs zegt over technologie en menselijke welvaart.

Om vooruitgang en innovatie weer te versnellen, hebben we niet alleen wetenschappers, ingenieurs en innovators nodig. We hebben ook een samenleving nodig die vooruitgang waardeert. We hebben meer kunstenaars nodig zoals Daan Samson, die ons de schoonheid en poëzie van onze moderne industriële wereld kunnen laten zien en die de verbeeldingskracht hebben om een nog betere toekomst te bedenken. Serieus, kan iemand deze man alsjeblieft een subsidie geven om meer welvaartsbiotopen te creëren?

 

Tijdens de boekpresentatie gaf vriend en kunstenaar Daan Samson me een reproductie cadeau van zijn kunstwerk met de SMR in het regenwoud.

Deel via: