Samentrekkingen van de baarmoeder vervullen een sleutelrol bij de bevalling, maar ze kunnen de zuurstoftoevoer naar de foetus tijdelijk verminderen. Tijdens een risicovolle bevalling is het meten van weeën cruciaal om de veiligheid van moeder en ongeboren kind te garanderen. Traditionele registratietechnieken kunnen echter worden beïnvloed door bewegingen van de moeder of zijn behoorlijk invasief. Voor haar proefschrift heeft Kirsten Thijssen (TUe) de elektrische activiteit van de baarmoeder gemeten met behulp van niet-invasieve elektrohysterografie.

Baarmoederactiviteit oftewel uterine activity (UA) wordt meestal in de gaten gehouden met een techniek die bekend staat als externe tocodynamometrie (TOCO). Dit is in feite een druksensor die over het gebied met de sterkste weeën wordt geplaatst en de frequentie van de weeën meet. De nauwkeurigheid wordt echter beïnvloed door de bewegingen van de moeder en door overgewicht.

Een alternatieve controlemethode is een intra-uteriene drukkatheter oftewel  intra-uterine pressure catheter (IUPC) om de kracht van de weeën te meten. IUPC is echter invasief en onaangenaam voor de moeder. Er zijn ook risico’s aan verbonden, zoals een verhoogde kans op bloedingen en mogelijk is er een bloedtransfusie nodig.

Vanwege deze nadelen van IUPC is suboptimale monitoring met behulp van TOCO decennialang de norm geweest en is het belang van UA-monitoring in de klinische praktijk over het hoofd gezien.

Om de problemen met andere registratietechnieken aan te pakken, is elektrohysterografie (EHG) een veelbelovend niet-invasief alternatief. Bij EHG wordt een sensor op de buik van de moeder geplaatst die de elektrische activiteit van de samentrekkende baarmoeder meet. De EHG-methode is gebaseerd op prototypes die zijn ontwikkeld door de TU/e in samenwerking met Máxima MC.
Lees het hele verhaal op de site van de TUe.
Beeld: TUe.